Herderspsalm.

 

 
 
 
                               
 
 
De HERE is mijn herder
een psalm van David.

De HERE is mijn herder, mij ontbreekt niets;
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
Hij voert mij aan rustige wateren;
Hij verkwikt mijn ziel.
Hij leidt mij in de rechte sporen
om zijns naams wil.
Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,
ik vrees geen kwaad,
want Gij zijt bij mij;
uw stok en uw staf, die vertroosten mij.
Gij richt voor mij een dis aan
voor de ogen van wie mij benauwen;
Gij zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen
al de dagen van mijn leven;
ik zal in het huis des HEREN verblijven
tot in lengte van dagen.
 

                                   Psalm 23.

                                              

Psalm 23, de Herderspsalm is een psalm van David. Dat betekend niet altijd dat het ook daadwerkelijk een psalm van David is. Het kan ook zijn dat het uit een bundel van David was.

Het woordje psalm komt feitelijk van het Griekse woord psalmos. Daarmee word bedoeld een lied met begeleiding van een snaarinstrument. In het Hebreeuws heet het boek van de psalmen 'Tehillim.

Psalm 23 is een zeer geliefde psalm. Men zingt die erg graag. Deze psalm heeft in der loop der tijden meer leed verzacht of gestild dan alle doktoren der wereld, en meer vrede in het hart gewerkt dan alle wijsheid van alle eeuwen. ( Dat zegt A. Rinkel in Psalter 1 in 1937.) In deze psalm komt het persoonlijke geloof van de dichter sterk naar voren. In de Bijbel wordt de Here vaak genoemd 'de Goede Herder'. Zie ook o.a. psalm 80:2, Jesaja 40:11, en Micha 7:14. God is de Herder van heel Zijn volk. Daarom mag ook ieder persoonlijk Hem mijn Herder noemen. God verzorgt hem of haar, en God geleid hem of haar ook.

De dichter gebruikt het beeld van een herder. We denken dan vaak aan een idyllisch beeld. Dat is niet terecht. In Nederland loopt een herder meestal achter de kudde. Hier grazen de schapen altijd in grazige weiden. Maar in Israël was dat beeld heel anders. Daar ging de herder voorop. Op zoek naar de schaarse grazige weiden. Die waren soms moeilijk te vinden in dat woeste landschap. De herder was de hele dag maar met een ding bezig. Het vinden van een malse wei, en het vinden van een waterbron. Dat was echt van vitaal belang voor de kudde. Als dat gevonden werd in het dal is dat te danken aan de nimmer falende zorg van de herder. Zo zorgt ook de Here God voor ons. Elke dag mogen wij grazen in de grazige weiden van Zijn Woord. Ervaren wij ook elke dag de leiding van de Here God?

De herder leidt zijn kudde over de glibberige paden, langs berghellingen, door diepe donkere ravijnen. Hij is gewapend met een knots (stok) en een staf. Met de knots houdt hij rover en roofdier op een afstand. Zo beschermd de Here ook Zijn volk. Met Zijn staf behoed Hij het afdwalen van de schapen. Die stok en die staf vertroosten ook de dichter van deze psalm. Hij weet als ik daar naar luister komt het goed met mij. Dan kan ik gerust zijn. Ook als ons leven moeilijk is. Of zwaar wordt. Als we zwaar op de proef worden gesteld, door moeiten zorgen en of verdriet. Dan mogen we tot de Here God gaan en Hem vragen om hulp en bijstand.

In vers vijf gaat de dichter over op een andere beeldspraak. Het is net of hij op een feest is. God is dan de Gastheer, en de dichter de gast. Een gast kon vroeger in het oosten rekenen op een volledige verzorging van zijn gastheer. Zie ook Gen 19 vs. 1-4. Het zalven van het hoofd was een vorm van het beleefd zijn. Maar ook was dat wel nodig als de gast een zware dagreis had gemaakt. De huid was dan immers behoorlijk uitgedroogd. God geeft ook een volle beker. Dat wijst op overvloed. Die overvloed steekt vaak uit boven de dagelijkse behoeften. Niet dat iedereen zo rijkelijk wordt bedeeld, maar we mogen er wel op rekenen dat God ons elke dag met Zijn weldaden omringt.

Dit wekt ook de jaloezie bij hen die buiten staan. In onze oude vertaling staat 'wie mij benauwen.' Dat kunnen mensen zijn die de dichter naar het leven staan. Maar ook mensen zoals bedelaars.

In vers 6 komt er een einde aan de beeldspraak. De dichter jubelt het uit. Geluk en genade volgen mij alle dagen van mijn leven. De gunst van de Here volgt hem elke dag weer. Elke dag verblijdt hij zich in God. Het is net of hij gaat van feest naar feest. Hij weet dat ook. God is getrouw. Hier klinkt al iets door van het eeuwige leven. De oude vertaling spreekt van 'Heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven.' De nieuwe vertaling spreekt van geluk en genade in vs 6. Heil spreekt van Verbondstrouw van God. Geluk niet direct. Heil, Verbondstrouw wel. Dat wil namelijk zeggen dat God zich houd aan Zijn beloften. Omdat Hij het heeft beloofd. De naam van de dichter staat in de Handpalm van God gegrift.

In vers 6 b komt de psalmdichter tot een climax. Hij weet het. Bij de Here is het altijd goed. Is hij altijd thuis. Komt hij ook thuis. Dwars door de dood heen. Tot in eeuwigheid. Door Jezus Christus.

 

Egbert van de Haar, Tiel.