Mijn vader en moeder in Glanerbrug.

http://cultureelerfgoedenschede.nl/

Glanerbrug zit vol met verhalen!!!! Schrijf ze op, en stuur ze naar de Historische Kring Glanerbrug.

 

Op deze pagina wil ik proberen om meer verhalen te plaatsen over dierbare vaders en moeders van Glanerbruggers en oud Glanerbruggers. Bij deze de eerste twee van mij. Iedere (oud) Glanerbrugger kan daarover contact met mij opnemen.

                                                                   Mijn vader.

 

                                        

 

Mijn vader (midden) vrolijk lachend te midden van het puin tengevolge van een bombardement op een Enschedese textielfabriek.

Wie de andere twee zijn weet ik niet. Ik zou het graag willen weten.

 

 

 

Mijn vader Johannes van de Haar is op 23 december 1901 geboren in Glanerbrug. Een lieve rustige man en vader. Hij kwam uit een gereformeerd arbeidersgezin. Al vroeg moest hij mee draaien in het arbeidsproces. Zijn verjaardag werd nooit gevierd. Maar tegen die tijd kreeg hij meestal een paar nieuwe klompen. Maar toen hij 12 jaar werd wist men het op de dag af precies dat hij jarig was. s ‘Morgens naar school en s ‘middags naar de fabriek ( textiel). Mijn vader was de enige jongen in het gezin. Hij had wel vier zussen. Gijsje, Griet, Cornelia en Aaltje . Zijn ouders waren geen echte Twentenaren. Zijn vader, Albertus, kwam uit Veenendaal. En zijn moeder, Jacobje Andriessen kwam uit Sint Jacobaparochie. Zij hadden elkaar in Enschede op de markt leren kennen. Johannes, ook wel Hannes genoemd, was 17 jaar toen zijn vader blind werd. En na enige tijd moest zijn vader ook nog zijn beide benen missen. Dat was armoede in die tijd. Werkdagen van 12 uur per dag waren heel normaal in die tijd. En aan een vrije zaterdag werd zelfs nog niet eens gedacht. Vader smokkelde in die tijd ook wel eens. Kamgaren tussen het brood, want beleg zat er natuurlijk niet op. Ook had hij wel eens veel te grote schoenen aan. Voorin zat dan een stuk klokzeep. Eén keer is hij aangehouden. Hij werd gecontroleerd of hij nieuw ondergoed aan had. Mijn vader weigerde om zijn bovenkleding uit te doen. Een aantal mannen van de douane hebben geprobeerd om hem van zijn bovenkleding te ontdoen. Maar vader was een zeer sterk iemand. Kortom, het lukte dus niet. Er werd een mevrouw bij geroepen. Die rolde de mouw van vaders trui iets op om het ondergoed te kunnen inspecteren. Er kwam echter een vlo te voorschijn. Iedereen schrok zo van die vlo dat ze wegvluchten. Vader was weer vrij. Zijn vader, mijn opa dus, is in 1930 op 59 jarige leeftijd overleden. Zijn moeder werd 68 jaar.Vader had dus al op jonge leeftijd geleerd om handig te zijn. Gelukkig zat dat ook in hem. Inmiddels was hij met mijn lieve moeder Masje Bunskoek getrouwd. Moeder was, evenals vader, een figuur die alles vaak zelf deed. Vader kon heel veel. Van schoorsteen vegen tot fietsreparaties. Van valnesten in het kippenhok maken tot elektriciteit aanleggen. Ook repareerde hij wel eens grammofoons. Zelfs moet hij zijn eigen stem hebben opgenomen op een grammofoonplaat. Dat deed hij in de schuur. Maar na een paar keer afspelen was de plaat met stem ook al weer versleten. In de oorlog maakte hij zelf zeep. Maakte een wasmiddel voor de Mielewasmachine. Dat wasmiddel schuimde zo hevig dat de vlokken boven het dak van ons huis uit kwamen. Hij maalde op de keukentafel het graan wat wij bij de boeren, na het maaien, op het land mochten aflezen. Daarvoor had hij een molentje op de kop getikt of zelf gefabriceerd.Op de fabriek was hij een zogenaamde topspinner op de selffactor spinmachines. Maar ook wist hij al gauw hoe een machine in elkaar zat. Techniek zat wel in hem. Hij werkte in Enschede op de Enschedese Katoenspinnerij, en later ook op Tubantia. Dat viel toen mogelijk onder dezelfde directie. In de oorlog zijn beide fabrieken behoorlijk beschadigd door de bombardementen. Als er weer eens een bombardement was op Enschede dan zuchtte moeder heel diep. Ze zei  dan zachtjes: ‘oh Hannes, ik hoop dat je vanavond thuiskomt.’ De foto vertelt het verhaal van zo’ n bombardement. Van de drie mannen op de foto is mijn vader de middelste. De andere twee ken ik niet. Een pet met een gerafelde klep. En schoenen waarvan de zolen er bij hingen. Toch hebben ze te midden van deze chaos nog behoorlijk veel schik. Na de oorlog werd vader textielmonteur. Een vak dat hem wel lag. Kolossale selffactors heeft hij opgebouwd. Hij had een groep andere arbeiders onder zich. En dat zonder enige technische scholing. Ook voor andere machines in de voorspinnerij draaide hij zijn hand niet om. Geweldig zo’ n vader. Ook al omdat het een hele lieve man was voor zijn gezin. Jammer dat zijn lieve vrouw, en wij onze lieve moeder  Masje, zo vroeg moesten missen. 50 jaar is wel jong. Vader werd bijna 89.

Meer weten: Kijk op http://hennepe.jouwweb.nl  over : Mijn oorlog’ s herinneren in  Glanerbrug.

 

 

                                                                             Mijn moeder.

 

                                                    

 

Mijn moeder op haar solexje komend vanuit de Beekhoek. Opoe Bunskoek was ongeneeslijk ziek.

 

Mijn moeder, Maasje Bunskoek is geboren op 28 maart 1910 in de Zwarteweg in Lonneker. Eigenlijk het latere Glanerbrug (gem Enschede). Zij was een dochter van Egbert Bunskoek en Alberta Bunskoek – Voortman. Het vierde kind van zes. Maasje ( Mas) was een bijdehand meisje. Ze liet zich de kaas niet van het brood eten. Bovendien zaten haar handen niet verkeerd. Ze leerde al vroeg breien. In haar jonge jaren heeft ze het niet gemakkelijk gehad. Thuis was het al gauw de handen uit de mouwen steken. Want ze kwam uit een gezin met zes kinderen. Hoewel de op een na jongste, Klaasje, maar ongeveer een jaar heeft geleefd. Wat de doodsoorzaak is geweest is van Klaasje is niet bekend. Daar werd verder nooit meer over gepraat. Maar mogelijk dat er iets was met een hobbelpaard. Maar dat is niet zeker. Masje kon redelijk goed leren. Ze doorliep de lagere school dan ook zonder problemen. Maar na schooltijd was het gelijk aan de slag. Dat hield in dat ze bij haar vader, die hoofdbaas was op de textielfabriek ‘Eilermark’ in Gronau even over de grens in Duitsland, kwam te werken. Ze werkte daar als spoelster in de spoelerij afdeling. Dat was hard werken geblazen. Ze was soms zo moe dat ze in de schafttijd in een grote hulzenkist kroop om even te slapen. Op circa haar 18e jaar kreeg ze verkering met mijn vader Johannes (Hannes) van de Haar. Dat was niet de keus van haar ouders. Hij was maar een gewone arbeider. Ze kon toch wel een betere partij krijgen. Op een woensdagavond kwam Hannes haar thuis opzoeken. Het was kom avond. Zo heette dat vroeger. Masje zat naast haar oudere zus te breien. Toen Hannes binnen stapte zei moeder Bunskoek: ‘Wat moet jij hier? Ik kom voor Mas, zei vader. ‘Mas moet breien, die heeft geen tijd voor jou, ‘was het antwoord van moeder Bunskoek. Vader zei toen: ‘Mas kan ook wel breien waar ik bij zit’. En hij bleef zitten. Enkele maanden later kon Masje vertrekken. Haar spulletjes stonden al klaar toen ze thuis kwam van het werk. Ze is toen enige tijd bij een kennis van vader in de kost geweest. Niet lang daarna zijn ze getrouwd. Het is gelukkig wel weer goed gekomen met haar ouders. Moeder was zoals al is gezegd een bijdehandse vrouw. Ze breidde sokken en handschoenen voor ons. Maakte slofjes voor in de klompen. Breidde borstrokken van schapenwol. De pennen ratelden soms behoorlijk. Ze verstond de kunst om het gezellig te maken in huis. Ik herinner mij de knusse avonden nog als de dag van gisteren. Ze kon je ook heel innig knuffelen. Het was een pittige moeder, maar ook heel liefdevol. Ze ging voor haar gezin. Al was ze ook niet altijd even gemakkelijk. Maar ze ontzag zich ook niet. Ook niet toen ze in de oorlog met tante Mia op de fiets op voedseltocht ging van Glanerbrug naar Coevorden. Met een paar tassen vol met etenswaren, die men wat langer kon bewaren, kwamen ze terug. Toch hebben de oorlogsjaren wel sporen bij haar achtergelaten. Ze is nog een tijdje overspannen geweest. Dat kwam ook mede doordat zij het brood uit haar mond spaarde om aan ons te geven. Mijn zus, Cobie, die wat ouder was  dan mij, die had er erg in. Zij vroeg altijd of moeder zelf wel wat had gehad. Steevast was het antwoord altijd, ja. Half in de vijftiger jaren werd haar moeder , onze opoe, ongeneeslijk ziek. Daar tufte moeder een aantal keren in de week op haar solexje naar toe om te helpen. Een paar jaar later, in 1960, overleed ook haar vader die zij regelmatig in het begin had bijgestaan. Maar al gauw openbaarde zich bij haar borstkanker. Drie jaar heeft ze veel pijn geleden. Een aantal keren is ze geopereerd. Uiteindelijk is ze 50 jarige leeftijd op 7 juni 1960 overleden. Een bezige lieve moeder, die niet altijd gemakkelijk was. Maar ook één die ging voor haar man en kinderen. Slechts één van de 11 kleinkinderen heeft ze mogen meemaken.