Dit is een nieuwe pagina welke is gestart op 18 06 2015.  Meer volgt binnenkort. 

Psalmen, bemoedigen en vertroosten.

 

Op deze pagina komt binnenkort Deo Volente een overzicht van de eerste 12 psalmen uit de Bijbel. In het kort beschrijf ik , zo mogelijk, de ontstaan geschiedenis van de psalm. Verder de betekenis van de psalm, en het belangrijkste, de vertroosting van de psalm.

 

Het zal in de jaren 80 van de 20e eeuw zijn geweest dat ik op de Gereformeerde mannenvereniging ‘Schrift en Belijdenis van de Gereformeerde kerk vrijgemaakt te Tiel de vraag kreeg voorgelegd of ik een inleiding wilde maken over de eerste 12 psalmen. Hoewel ik graag inleidingen maakte, heb ik mij hier nogal behoorlijk tegen verzet. Maar, zo vond men, aan de hand van een toen pas uitgegeven boekje zou het mogelijk zijn. Ik verzekerde hen dat het dan wel een hele lange pittige inleiding zou worden, gezien er bij bijna elke psalm een politieke of maatschappelijke oorzaak aan de kaak gesteld moest worden. Toch gaf ik mij gewonnen.

De avond van de vergadering naderde. Een groot aantal leden van de vereniging was aanwezig. Ik heb mijn inleiding gehouden. Het was muisstil. Na de inleiding kreeg ik een aantal goede complimenten. Ik had van vrijwel elke psalm een zeer beknopt overzicht gegeven, maar wel de nadruk gelegd op de troost en de vastigheid van het geloof.

Iedereen ging bemoedigt huiswaarts. Het bewuste boekje? Het is volgens mij nooit weer gebruikt. Dit bovenstaande verhaal schoot mij onlangs weer te binnen. De 12 psalmen: een mooi gegeven om het maar eens weer te gaan schrijven. Ook weer op dezelfde manier als toen.

Psalmen, bemoedigen en vertroosten.

 

Jubal is, volgens Genesis 4, de vader van de muziek. Maar waar komen nu de psalmen vandaan? En wat was hun functie vroeger? En wat is hun functie nu nog steeds?

Op deze pagina wil ik een korte impressie geven over de eerste 12 psalmen uit de Bijbel.

Ruim drieduizend jaar geleden schreef Mozes psalm 90. Dat was de eerste psalm. David schreef er nog veel meer. De oorspronkelijke melodieën zijn niet meer bekend. Maar de teksten wel.

In Gen. 4:26 wordt voor het eerst gewag gemaakt dat men de Here God aanroept. Dat gebeurt mogelijk door het aanroepen van God in gebed. Dat zal een vreugdevol dankgebed zijn geweest. Of dat zingend of sprekend is gebeurd, is niet bekend.

Het nageslacht van Kain had al wel de muziek uitgevonden. Genesis 4 vers 20. Maar of deze tot eer van God werd bedreven?

De muziekinstrumenten die in die tijd werden gebruikt waren o. a. de ramshoorn, de lier, de harp, de fluit, de tamboerijn, de cimbaal, en de citer.

Psalm is een Grieks vertaling voor het Hebreeuwse woord 'mizmoor' Het betekend spreekgezang.

Een zingen waar je iets zegt. Dat zeggen of spreken kan zijn tot God, of een spreken tot je naaste over God.

 

Ten tijde van Gregorius de Grote ( 590 – 604) kwam de koorzang in de kerk tot ontwikkeling, maar ging de kerkzang naar de achtergrond. Bij de gewone melodie kwam een tweede stem. Deze werd de Discant genoemd. Bij deze stem kwam er daarna nog één. Hoewel men dezelfde woorden zong waren de melodieën verschillend. Deze zang kwam daardoor tot grote bloei. In de stadia dat zich daarna ontwikkelde vond men het minder belangrijk op wat men zong, maar ging het vooral om de schoonheid ervan. De kerkganger speelde hierin geen rol van betekenis.

Op het concilie van Trente werd er over geklaagd. Men vond het een geknor van biggen. Luther, en later Calvijn gebruikten het woord ‘balken.’

Dezelfde Calvijn en zijn tijdgenoot Farel hebben zich bijzonder beijverd voor het psalmgezang door de gemeente.

Maar voor Calvijn en Farel , was Luther ook al actief op dit gebied. In Wittenberg gaf Luther al in 1523 het Formula Missae et Communionsis in drukvorm uit. Dit werd gebruikt ter vervanging van de Roomse mis. Dagelijks om een uur of vijf in de ochtend werd er een dienst gehouden. In de avond volgde dan nog een dagelijkse vesper. Maar dat was geen verplichting om die te volgen.

Calvijn was van mening dat het zingen een enorme kracht en macht bezit om de harten van de mensen te ontroeren. Maar vooral ook om God aan te roepen en Hem te loven en te prijzen. Hoewel wij in onze tijd gewend zijn dat de gemeentezang veelal door een orgel wordt begeleid, was dat in de tijd van Calvijn echt niet het geval. Niet dat hij tegen orgelspel was. Maar een orgel was in die tijd enkel voor werelds vermaak. Later is dat wel veranderd.

 

Psalm 1.

Gelukkig is de mens,

die niet meegaat met wie kwaad doen,

die de weg van zondaars niet betreedt

bij spotters niet aan tafel zit,

maar vreugde vindt in de wet van de HEER

en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

 

Hij zal zijn als een boom,

geplant aan stromend water.

Op tijd draagt hij vrucht,

zijn bladeren verdorren niet.

Alles wat hij onderneemt komt tot bloei.

 

Zo niet de wettelozen!

Zij zijn als kaf

dat verwaait in de wind.

 

Wettelozen, houden niet stand waar recht heerst,

zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.

De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,

de weg van de wettelozen loopt dood.

 

 

Psalm 1 en psalm 2 zijn intropsalmen op het gehele boek van de 150 psalmen in de Bijbel. Het is niet duidelijk wanneer psalm 1 is gemaakt. Ook niet met het oog op welke politieke of welke andere situatie dan ook. Feit is wel dat in de wereld waarin de psalmdichter zich bevind er twee soorten mensen zijn: gelovigen en ongelovigen.

In psalm 1 stelt de onbekende dichter het direct al duidelijk. Hij spreekt van twee wegen. Twee manieren van leven. Leven zonder God, en het leven met God. Het leven zonder God loopt dood. Het leven met God geeft leven in eeuwigheid.

Kunnen we dan zeggen: ‘Oh, ik ben gedoopt. Ik ga trouw naar de kerk. Dus zit het met mij wel goed.’

 Ja, dat hoort er allemaal wel bij. Maar er is meer. Veel meer. Leven met God betekent: Hem in alles kennen. Spreuken 3: 6 in de oude vertaling zegt: ‘Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.’ Dat wil niet zeggen dat alles dan gemakkelijk gaat. Het lijkt of de dichter hieraan voorbij gaat. Zeker is dat hij ook narigheden zal hebben ondervonden.  Ook een kind van God krijgt zijn moeite en verdriet. Maar ook in dit is God een God van dichtbij en niet van verre. Hij geeft dan kracht naar kruis. Alleen daarin en daaruit kan een rechtvaardige leven. Het is het verbond der genade en verzoening waarin hij of zij kan bloeien. Dat verbond dat door Christus is volbracht aan het Kruis. In dit alles kent God de weg van Zijn kind, en beschermd Hij het. De dichter schetst hier het beeld zoals het behoort te zijn. En, hoe het uiteindelijk zal worden.

Vers 6 zegt: de weg van de wettelozen loopt dood.

Nou, dat is nogal wat. In het boek Job hoofdstuk 6 : 18 heeft Job het over een beek die doodloopt in het niets. In de verzengende hitte droogt hij op.

Heeft de psalmdichter er schik in dat hij dit zegt? Integendeel, in deze psalm schets hij duidelijk het beeld dat er twee wegen zijn. En door dat beeld te tonen laat hij duidelijk zien dat er ook een weg is tot behoud, voor eeuwig behoud. Hoe staan wij in het leven vandaag?

 

Psalm 2.

 

1 Waartoe leidt het woeden van de volken,

het rumoer van de naties ? Tot niets.

2 De koningen van de aarde komen in verzet,

de wereldmachten spannen samen

tegen de Heer en zijn gezalfde:

3 ‘Wij moeten hun juk afwerpen,

ons van hun boeien bevrijden.’

 

4 Die in de hemel troont lacht,

de Heer spot met hen.

5 Dan spreekt hij tot hen in woede,

en zijn toorn verbijstert hen:

6 Ikzelf heb mijn koning gezalfd,

op de Sion, mijn  heilige berg.’

 

7 Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken.

Hij sprak tot mij:

‘Jij bent mijn zoon,

ik heb je vandaag verwekt.

8 Vraag het mij

en ik geef je de volken in bezit,

de einden der aarde in eigendom.

9 Jij kunt ze breken met een ijzeren staf,

ze stukslaan als een aarden pot.’

 

10 Daarom, koningen, wees verstandig,

wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.

11 Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag,

breng hem bevend uw hulde.

12 Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,

anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood,

want bij het geringste ontsteekt hij in toorn.

Gelukkig wie schuilen bij hem.

 

 

 

 

Psalm 2 is ronduit een Messiaanse psalm. Toch heeft deze psalm ook een historische achtergrond. Weer is hier een onbekende dichter aan het woord.  Met psalm 1 behoort hij tot de inleidende psalmen. Beide psalmen hebben daardoor een aparte plaats in het geheel van dit Bijbelboek. In psalm 1 komt de heerlijkheid van Gods Wet sterk naar voren. In psalm 2 komt de glorie van Sions Koning tot uiting. Daardoor kan ook worden gesteld dat deze psalm voor de ballingschap van het volk Israël is ontstaan. Het is dan de tijd van de Koningen van Israël. Mogelijk is het bij een troonswisseling. De psalm  bestaat uit 4 delen. De verzen 1 – 3. De dichter plaatst ons middenin de rebellie. De vazalstaten van Israël komen in opstand. Nu is het de mogelijkheid voor de machtigen van de aarde om in opstand te komen. Ze scharen zich in slagorde om de strijd aan te gaan. Laat ons de banden van hem die ons knellen verscheuren. Het is de revolutionaire taal van de mens…. . De verzen 4 – 6 is de reactie van God de Here. Die in de hemel zetelt lacht. Het is de superieure lach van God. Het is de lach waarin Gods toorn tegenover de wereldse machthebbers de ondergrond vormt. Wie durft zich te verzetten tegen Zijn Majesteit en luister. Een opstand tegen de theocratische koning van Israël is een opstand tegen God.

Hoewel het niet met zekerheid is te zeggen, komt het mij voor dat in de verzen 7 – 9 de koning weer aan het woord is. Dit is voluit een messiaanse tekst die verwijst naar de komende Christus. God heeft het einddoel voor ogen. Een eeuwig koningschap dat zeker zal komen.

In vers 10 neemt de dichter weer het woord. Hij kan het niet nalaten om nog een woord van bekering te spreken. Koningen bekeer je tot God. Kust de zoon.

Het zal een kus van onderwerping moeten zijn. Een kus op de voeten. Alleen op deze manier is er te ontkomen aan de toorn van God. Christus aannemen als je Borg en Middelaar. Hij is de Alfa en de Omega. Het begin en het einde. Openbaring  22:13.

 Zie hiervoor ook op: Handelingen 4 de rede van Petrus.

http://www.jongerenbijbel.nl/bijbel/lezen/handelingen/4,12/markeer-selectie/

Psalm 3.

 Voor de Koorleider. Een psalm van David op de vlucht voor zijn zoon Absalom.

Morgenlied

 

1  Een psalm van David, toen hij  vluchtte voor zijn zoon Absalom.

 2  HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders;

velen staan tegen mij op.

 3  Velen zeggen van mijn ziel:

Hij heeft geen heil bij God. Sela

 4  U echter, HEERE, bent een schild voor mij,

mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog.

 5  Met mijn stem riep ik tot de HEERE,

en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg. Sela

 6  Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,

want de HEERE ondersteunde mij.

 7   Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,

die zich aan alle kanten tegen mij opstellen.

 8  Sta op, HEERE,

verlos mij, mijn God,

want U hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen,

de tanden van de goddelozen hebt U stukgebroken.

 9   Het heil is van de HEERE;

Uw zegen is over Uw volk. Sela

 

David begint deze psalm met een klacht. Maar het is geen klacht over God. Hoewel zijn tegenstanders (vijanden) beweren dat God hem niet zal helpen.

Wat is er eigenlijk gebeurd? Het gaat weer om de macht. Er is een oorlog aan de gang. Nota bene, zijn eigen zoon Absalom voert een staatsgreep uit. David moet vluchten. Een groot deel van het Israëlische schaart zich achter Absalom. Het lijkt er, volgens hen, op dat God David heeft verlaten omdat hij moet vluchten. In Samuel 2 hoofdstuk 15 staat het hele verhaal.

Maar niets is minder waar. De klacht die koning David uit is een spreken met zijn God. Hij verteld aan God wat zijn vijanden beweren over hem. Maar ook tijdens het vluchten vertrouwd David op zijn HEER. In vers 4 belijdt hij dat ook. U HEER, bent een schild dat mij dekt. David vermeld in vers 5 dat hij met zijn stem riep tot de HEER. Met zijn stem: dat betekend dat hij het uitroept, ja uitschreeuwt. Luidkeels roept hij het uit. En de HEER hoort naar hem vanaf Zijn heilige berg. David weet het zeker. Hier staat niet voor niets het woordje ‘sela.’ Hier moet de koorzang even stil zijn. De woorden moeten dalen bij de toehoorders. Het woordje ‘sela’ betekend in dit geval even rust.

Hij kan dan ook rustig gaan slapen. Hij weet het zeker dat God met hem is. In de nieuwe vertaling staat dat God hem ondersteunde. In de oude vertaling staat schraagt. Staande houden betekend dat onder meer. De Heer hoorde hem van zijn heilige berg. Daar wordt de berg Sion mee bedoeld. Daar gaf God zijn wet aan Mozes. Op deze berg kwamen hemel en aarde dicht bij elkaar. Ook in Openbaring 14 wordt de berg Sion genoemd.

David weet het zeker. Zijn God zal hem helpen. Hij vreest niet voor die enorme legers die zich rondom hem omringen.

In vers 8 staat dat God al zijn tegenstanders op de kaak heeft geslagen en al de tanden heeft verbrijzeld.

In Israël was dat een blamage. De tanden verbrijzelen betekend dat men niet meer kon bijten. Het leger was machteloos geworden. En Absalom? Zijn einde was verschrikkelijk. Maar daar gaat het in deze psalm niet over. Wel over de trouw van God. Immers moest uit het geslacht van David de Christus geboren worden. God werkt door. De nieuwe aarde komt. Dat staat vast.

 

 

Psalm 4.

 

1 Een lied van David. Voor de leider van het koor. Begeleiden met een snaarinstrument. Avondlied.

 2 God, antwoord mij alstublieft als ik roep!

Want U komt voor mij op!

U redt me als ik in het nauw zit.

Heb medelijden met me!

Luister naar mijn gebed!

 

3 Hoelang blijven jullie me nog uitlachen?

Hoelang blijven jullie nog verlangen

naar dingen die eigenlijk niet belangrijk zijn?

4 Weet dat de Heer heel veel van mij houdt.

Hij luistert als ik Hem om hulp roep.

 

5 Heb ontzag voor God en wees Hem niet ongehoorzaam.

Denk na over wat er diep in je hart is

terwijl je 's nachts in bed ligt, en zwijg.

6 Breng aan de Heer de offers waar Hij van genieten kan

omdat je leeft zoals Hij het wil.

En vertrouw op Hem.

7 Veel mensen zeggen:

"Hoe zal het ooit weer goedkomen met ons?

Heer, zorg alstublieft weer voor ons!"

8 Maar Heer, U heeft míj heel gelukkig gemaakt.

Ik ben gelukkiger met U,

dan zij met hun grote oogsten van graan en wijn.

9 Ik kan in alle rust naar bed gaan en vredig in slaap vallen.

Want U alleen, Heer, zorgt ervoor dat ik veilig ben.

 

Over deze psalm valt veel te zeggen. David zegt dat de Heer in benauwdheid ruimte heeft gemaakt. Over de achtergrond van deze psalm valt weinig te zeggen. Is er een oorlog geweest? Was er een misoogst in het land? We weten het niet. Wat we wel weten is dat de Heer ruimte heeft gemaakt bij David in zijn bezorgdheid. We kunnen denken dat er een algemene verflauwing aan de dienst aan God. Bij mannen van naam kunnen we denken aan mensen van de hofhouding. Zijn adviseurs in tal van zaken. Misschien ook wel aan de voorgangers in de tempel. Kortom, er heerst een religieuze onverschilligheid bij hen. En dat, terwijl er genoeg zorgen zijn. Nu, deze onverschilligheid baart David grote zorgen. Telkens moet hij zich daartegen verdedigen. Mogelijk is er een grote hongersnood in het land. De aanzienlijken zijn mogelijk diep teleurgesteld in God. ‘Waar blijft hij nu, nu het land in nood verkeerd? Ze morren tegen David daarover. ’Wat helpt het nu koning dat je op God vertrouwd? Kom nou koning, houd nu eens op met dat vertrouwen op God. Het helpt toch allemaal niets. We denken terug aan de geweldige oogstfeesten van vroeger.’

David is diep teleurgesteld in hun houding. Hij wekt hen op om toch op God te blijven vertrouwen. ‘Jullie weten toch wel uit het verleden dat de Heer altijd getrouw is geweest. Hij heeft dat toch altijd bewezen? Daarom, volk van God, roep de Heer aan in uw nood. Stel je vertrouwen weer op God. Op Hem alleen. En breng je offeranden aan Hem in alle oprechtheid van je hart.

Het is dit vertrouwen dat David sterk maakt. Daarom kan hij ook rustig gaan slapen want hij gelooft dat God hem in veiligheid doet wonen.

  

Psalm 5.

 

 1 Voor de koorleider. Bij het spel op de schalmei. Een psalm van David.

 

2 Hoor mijn woorden, HEER,

sla acht op mijn klagen.

3 Luister naar mijn hulpgeroep,

mijn koning en mijn God,

tot u richt ik mijn bede.

 

4 In de morgen, HEER, hoort u mijn stem,

in de morgen wend ik mij tot u en wacht.

 

5 U bent een God die zich niet verheugt in het kwaad,

bij u is de misdaad niet welkom.

6 Gewetenloze houden geen stand

onder de blik van uw ogen.

 

U haat allen die onrecht doen,

7 leugenaars richt u te gronde.

U verafschuwt, HEER,

wie bedriegt en bloed vergiet.

 

8 Maar ik mag door uw grote liefde uw huis binnengaan,

van ontzag vervuld mij buigen naar uw heilige tempel.

9 Leid mij langs mijn belagers, HEER, door uw gerechtigheid,

maak effen de weg die u mij wijst.

 

10 Onwaarheid komt uit hun mond,

onheil huist in hun hart,

een open graf is hun keel,

gespleten is hun tong.

 

11 Laat hen boeten, God,

laat hen in hun eigen valkuil lopen.

Verstoot hen om hun grote wandaden,

want ze zijn opstandig tegen u.

 

12 Er is vreugde bij allen die schuilen bij u,

eeuwige jubel omdat u hen beschermt,

wie uw naam beminnen juichen u toe!

13 U zegent de rechtvaardigen, HEER,

als een schild beschut hen uw genade.

 

 

Een schalmei is een blaasmuziekinstrument waarin een rechte conische boring is aangebracht. Een dubbelriet bepaald de toon. Op nehiloth betekent: bij fluitspel. Hier wordt aangegeven welke muzikale begeleiding bij deze psalm hoort.

Psalm 5 is een niet zo’ n eenvoudige psalm. Deze psalm werd mogelijk gebruikt bij het morgenoffer.

Vanaf vers 2 t / m vers 13 is het een bede en lofzegging. Wat lag er ten grondslag aan het maken van deze psalm? Het is in ieder geval een klaaglied. Een klaaglied van een enkeling. Mogelijk kunnen we denken aan voor de periode dat Davids zoon Absalom een staatsgreep overweegt. Het kan ook de tijd zijn van Seba’ s opstand in 2 Samuel 20. Hoe dan ook. Het koningshuis van David wordt van alle kanten omringd door gevaren. Gevaren van binnenuit. Uit het volk zelf. Dat maakt het dan ook zo gevaarlijk.

Het koninkrijk van David was een Theocratisch Koninkrijk. Dat wil zeggen dat het een koninkrijk moest zijn zoals beschreven is in Deuteronomium 17 vanaf vers 14. De mogelijkheid van een koninkrijk was dus al op de Sinaï gegeven. Maar we weten ook dat het volk van Israël een koninkrijk wilde zoals de omliggende volken. Nu, dat hebben ze geweten. Koning Saul kwam aan de macht. Met het begeren van zulk een koningschap pleegde het volk een regelrechte verbondsbreuk. Koning Saul wordt dan ook door God verworpen.

God richt met Zijn knecht David een verbond op.

Dit is het gegeven dat ook in psalm 5 speelt. Een deel van het volk is afvallig van de Heer. Daardoor moet David op de vlucht. Het is de strijd van de kerk van het oude verbond. Immers uit het nageslacht van David zal de Christus geboren worden. Zo moeten we deze psalm ook lezen.

David beseft dat zijn koningschap gevaar loopt. Hij verwacht de hulp van de Heer. In vers 2 en 3 gebruikt hij daar drie woorden voor. Hoor, sla acht, luister. Dat geeft wel aan dat het dringend is. In deze verzen noemt hij ook drie namen tot wie hij zijn gebed zendt. Heer, koning, God. Duidelijk blijkt hieruit dat hij in dit morgengebed de aandacht van God vraagt. En hij weet ook dat de Heer hem verhoord. Want hij weet dat God de rechtvaardige liefheeft, en dat de goddeloze zal bij God niet mogen verkeren. David ervaart het als genade dat hij in het huis van God mag binnengaan. Dat was niet zomaar wat. Van alle kanten dreigde immers het gevaar? De dichter er echter Gods leiding en nabijheid in.

Het huis van God waaraan moeten we dan denken? Mogelijk nog niet aan een stenen gebouw. In 2 Samuel 7 vanaf vers 1 wordt er gesproken over de tent die David voor de Ark van het verbond had gespannen.

Het slot van de psalm is een geweldige climax.

U Heer, wilt zegenen die in uw wegen gaan.

U Heer, beschermt hen met uw machtig schild tegen al het gevaar.

U Heer, kroont hen met uw gunst en genade.

 

 

Zie ook psalm 37:10, 11.

 

Nog even, en verdwenen is de zondaar,

je kijkt waar hij is, maar je vindt hem niet.

Wie nederig zijn, zullen het land bezitten

En gelukkig leven in overvloed en vrede.

 

 

 

Psalm 6.

 

 1 Voor de koorleider. Bij snarenspel, op de wijs van De achtste. Een psalm van David.

 2 HEER, straf mij niet in uw woede,

tuchtig mij niet in uw toorn.

 3 Heb erbarmen, HEER, want ik kwijn weg.

Genees mij, HEER, ik ben doodsbang

 

4 ik vrees voor mijn leven.

Hoe lang, HEER, moet ik nog wachten?

 5Keer terug, HEER, spaar toch mijn leven,

toon mij uw trouw en red mij.

 6 Want doden noemen uw naam niet meer!

Wie in het dodenrijk kan u nog loven?

 

 7 Moe ben ik van zuchten,

elke nacht is mijn kussen nat,

mijn bed doorweekt van tranen.

 

8 Mijn ogen zijn gezwollen van verdriet,

roodomrand van alles wat mij benauwt.

 

9 Weg van mij, allen die kwaad doen!

De HEER hoort hoe luid ik ween,

 10 de HEER hoort mijn roep om erbarmen,

de HEER neemt mijn smeekbede aan.

 

11 Beschaamd en doodsbang keren mijn vijanden om,

in een oogwenk met schande bedekt.

 

 

De dichter erkend dat God veelvuldige redenen heeft om toornig te zijn op hem. Wat is er met de dichter aan de hand? Waarom is hij bang dat God in woede is ontstoken op hem? We kunnen zoeken in onze tekst wat we willen. Maar nergens vinden we een bevredigend antwoordt. We moeten aannemen dat de dichter zwaar gezondigd heeft, en dat God hem daarvoor straft. In het Oude Testament komt dat vaker voor dan in het Nieuwe Testament. Maar ook is de Nieuw Testamentische gelovige zich er van bewust dat zijn lijden een gevolg is van de zondeval en zonde.

We vinden in deze psalm echter ook veel gebed. In vers 3 smeekt de dichter om genade. Kennelijk is de dichter ziek van zijn zonde. Elke nacht is zijn slaapplaats nat van zijn tranen. Zijn lichaam is zeer verzwakt. Zijn ogen zijn rood omrand van verdriet. Toch is er niet alleen verdriet om de zonde. Er is ook verdriet om zijn ziek zijn. Hij is echt ernstig ziek. Zo ziek zelfs dat hij vreest dat hij zal moeten sterven. Men kan zich afvragen hoe het komt dat hij ziek is? Is hij door zijn vijanden zo ziek gemaakt?. Hij is wel ziek van zijn zonden. Maar hebben zijn vijanden hem verlijd tot zonde? En is hij, nu hij zo ziek is, bang dat zijn vijanden een complot rondom hem smeden?

Het totale beeld van de dichter is dat van ontreddering. Hij voelt zich geheel door God verlaten.

De verzen 2 – 5 kunnen we rangschikken onder de eigenlijke gebeden. De verzen 6 – 8 onder de klachten. In vers 8 doemt zelfs het dodenrijk voor hem op. En hij merkt dat daar de naam van God niet wordt aangeroepen. De dichter gruwt er van. Dan, in die situatie, komt God tot hem. Hij bemerkt dat God hem heeft gehoord en verhoord. Hij weet het, God is een God van levenden en niet van doden.

In de verzen 9 en 10 richt de dichter zich op. Hij richt zich tot zijn belagers. De Heer heeft gehoord naar mij, en gezien mijn verdriet. De Here God heeft gehoord mijn geroep om genade. En, het is zeker, Hij neemt mijn gebed aan.

En, als God vergeeft, dan deinzen zijn belagers terug. God straft hen.

Alles overziend komt in deze psalm heel sterk het lijden, sterven en opstanding van onze Heer Jezus Christus naar voren.

 

/assets/img/placeholder.png

 

De sterrenhemel vanaf een dakterras.

 De rest volgt zo spoedig mogelijk.

Literatuur:  

 

Bijbel.

 

Paraphrase  van de Heilige Schrift. Psalmen. H. Veldkamp, Uitgeverij T. Wever Franeker.

 

Korte verklaring van de Heilige Schrift. De psalmen. Dr. Nic. Ridderbos. Uitgeverij Kok Kampen.

 

Zijn vast verbond. G. van Rongen v. d. m. Uitgeverij Oosterbaan en Le Cointre Goes.

 

http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=1294

  

 http://www.statenvertaling.info/ps6.htm

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb