Egbert van de Haar in militaire dienst.

 

 img212-4.jpg

    

Embleem.jpg

Egbert van de Haar.                                  Embleem Verbindingsdienst

 

 Elias Beeckman Maurits en Johan Willem Frisokazernes in Ede. 

 

In het jaar  dat ik achttien werd kreeg ik een oproep voor de keuring voor militaire dienst. Dat was in 1955. Mijn moeder zei toen de legendarische woorden: ‘Nu wordt je een grote jongen.’

Ik moest voor een medisch onderzoek naar de Lorentzlaan in Hengelo (Ov). Veel weet ik daar niet meer van. Wel dat er een sergeant was die Gerard of Gerards heette. We werden bars toegesproken door het aanwezige militaire personeel. Mogelijk om ons te laten wennen hoe het echt in militaire dienst zou zijn. Toch was het best allemaal wel vermakelijk hoor. Op een gegeven moment moesten we urine afstaan. We werden daarom met een grote glazen kan achter een gordijn gestuurd. Een aantal jongens waaronder ik mogelijk ook behoorde hadden aan één kan niet voldoende. Sergeant Gerard werd hierover mogelijk behoorlijk kwaad. Hij foeterde naar ons dat we ons niet zo moesten aanstellen doen, of zoiets. Maar uiteindelijk kregen wij toch een extra kan.

 

Iedereen kon opgeven welk onderdeel hij graag dienen. Ik heb mij opgegeven voor de zeemacht. Waarom weet ik werkelijk niet. Ik heb helemaal geen zeebenen, en durf amper in een roeibootje. Toen ik thuis kwam heb ik dat eerlijk verteld aan mijn ouders. ‘Jonge toch, zei mijn moeder, dat is de wilde vaart.’ Ja, wist ik veel.

Ik werd medisch goed gekeurd. Nu was het wachten voor een oproep.

 

MilitaireDienstBloedgroepA.jpg

 Bloedgroep A. Omdat wij dit altijd bij ons moesten hebben is het behoorlijk gehavend. 

Elias Beeckman kazerne Ede.

 S.M.A Bunskoek.

Op 04 - 06 – 1956 overleed mijn opoe Alberta Bunskoek – Voortman. Ik moest op de dag van haar begrafenis opkomen in militaire dienst. Ik heb op het gemeentehuis in Enschede om een dag uitstel gevraagd en gekregen. Dus toog ik op de dag na de begrafenis per trein naar de Elias Beeckmankazerne in Ede.

Bij de wachtcommandant aangekomen moest ik mij melden bij de S. M. A. Bunskoek. S. M. A. betekent Sergeant Majoor Administratie. Nadat mij was uitgelegd in welk gebouw het was toog ik op weg naar het bestemde gebouw. In de hal aangekomen volgde ik de aan mij aangeven instructies op. Ik stond voor de deur waar een bord mij met duidelijk letters leerde dat ik bij de S. M. A. Bunskoek stond. Zou al gek zijn dat dit familie is dacht ik. Ik klopte beleefd op de deur. ‘Binnen, werd er geroepen.’ Ik stapte het vertrek binnen waarin zich meerdere personen bevonden. Allemaal militairen. Ik herkende gelijk de S. M. A. Bunskoek.Enigzins gebruind met bruine ogen. Hij sommeerde mij om naar hem toe te komen. Ik noemde netjes mijn naam en dat ik een dag uitstel had gekregen voor een begrafenis. Of ik de rouwkaart kon tonen. Ik gaf hem die.’ He, zei hij, is tante Betje overleden.’ Hij bleek toen een zoon te zijn van een broer van mijn opa Egbert Bunskoek, Dirk Bunskoek. Of, zoals ik nu weet: de opa van Daphne Bunskoek. Hij wilde gelijk meer weten over onze familie. Mijn moeder Masje van de Haar – Bunskoek was dus een volle nicht van hem.

Over of het voordelen of nadelen voor mij opleverde daarover later. Wel heeft hij mij een keer uitgenodigd op zijn kantoor. Ik meen dat dit op een avond was. Hij wilde meer over de familie weten. Met wie mijn moeder was getrouwd. En hoe het met mijn opa en opoe en verdere familie ging. Ik heb hem zo goed mogelijk antwoord gegeven. Op een gegeven moment was het gesprek afgelopen. Ik ben toen in de houding gaan staan. Heb keurig volgens het protocol gevraagd: ‘Is er verder nog iets van uw dienst majoor.’ Het antwoord was: ‘Nee verder geen orders.’ Ik heb toen keurig gesalueerd en een linksom gemaakt en met links een aanmarcheringspas gemaakt richting de deur.

 

 EliasBeekmankazerneEde.jpg

 

Door deze ingang ging ik de kazerne binnen. Rechts in het hoge gebouw heb ik mij gemeld bij de wachtcommandant.

 

Mijn rekrutenperiode was begonnen. We hadden het eigenlijk wel zwaar. Je leert de grondbeginselen van een frontsoldaat. Tijgersluipgang, robbengang etc. Stormbaan, exerceren. Dat exerceren roept bij mij nog bepaalde herinneringen op. Omdat ik een van de langste was liep ik in het eerste gelid. Omdat wij het exerceren nog moesten leren riep de sergeant telkens: Links, links, links twee drie vier. Alle begin is moeilijk hoor. Ik had er nog een probleem bij. Ik deed telkens bij het been wat ik vooruit plaatste ook de arm aan dezelfde kant naar voren. Stom, maar het gebeurde gewoon. De sergeant pakte mij toen de hand en bewoog deze zoals het moest. Ik heb dus aan de hand van de sergeant leren marcheren. Het gebeurde gelukkig maar één keer. Mooi was dat we een keer exercitie kregen in de zogenaamde leeuwenkuil. Dat was het exercitieterrein dat prachtig tussen de gebouwen in lag.

Het exerceren ging ons ook al aardig goed af. Ook wat betreft de orders waren wij heel stipt. Iedere sergeant zou jaloers zijn op zulke brave rekruten. Onze sergeant echter niet. Terwijl wij het terrein over marcheerden kwam iemand bij de sergeant een praatje houden. Of dat een dienstmededeling was weten wij niet. Maar ons peloton marcheerde richting de rozenperken op de border. De sergeant bleef echter praten zonder op ons te letten. Het peloton kreeg daardoor geen bevel om halt te houden. Dat kwam pas toen het halverwege het rozenperk was. Toen drong het pas door tot de sergeant. Wij kregen het bevel van halt, en het rechtsomkeer, en voorwaarts mars. Op dat moment waren wij echter heel fanatiek. De rozenborder moest het voor een behoorlijk deel ontgelden.

 

 elias.jpg

 

Het bewuste exercitieterrein. De border bestaat uit lage rozenstruikjes.

 

Op een keer had een dienstplichtige straf gekregen. Waarom weet ik niet meer. Wel weet ik dat wij het onrechtvaardig vonden. Maar als militair mocht je de verontwaardigheid niet tonen. Mogelijk dat de dienstplichtige Melchior heette.

Hij kreeg strafexercitie opgelegd door de beroepsmilitair. Wij zaten keurig achter de ramen van het gebouw links in beeld. De beroeps was in keurig uniform gekleed. De dienstplichtige in het gewone kazerne uniform. De exercitie begon. Na enige tijd begon het verschrikkelijk te regenen. Wij achter de ramen hadden groot plezier. De beroeps werd door en door nat. Zijn mooie uniform droop van de regen. De dienstplichtige deed alle oefeningen keurig volgens het boekje. Inwendig zal hij grote schik hebben gehad. Hij kon later gewoon een ander kazerne tenue aan doen. Het uniform van de beroeps zal mogelijk opnieuw geperst moeten worden. Als zijn vrouw dat had moeten doen zal ze best op hem hebben gemopperd.

 

De veldiensten waren soms goed zwaar. Gelukkig kon ik er goed tegen.

Eenmaal hadden we een hele zware veldoefening gehad. Verschillende jongens hadden hun kleren gescheurd. Hele broekspijpen waren verdwenen. Daar zullen ze zelf ook wel aan hebben bijgedragen. Ik had alles nog heel. Maar wel helemaal onder de modder.

 Egbertmilitair8JPG.jpg

 

Hier sta ik tweede van links in blote body. Naast mij ene Veerman uit Amsterdam voor mij mijn slapie Jan van der Top uit Lunteren. Naast Jan mijn buurjongen Roelof de Ruiter. De jongen in het schone tenue was de Kamerwacht. Helaas is dit geen duidelijke foto.

 

Hieronder een foto van ons hele peloton. Het was een hele mooie groep.

We hebben veel gelachen met elkaar. De pijl geeft aan waar ik sta. Enkele namen die ik mij nog kan herinneren zijn: Smeets, Vierbergen, Struik, Jan van der Top uit Lunteren, Veerman, Mieremet, Roelof de Ruiter. Monninkhof, Reker.

 

 Egbertmilitair6JPG.jpg

 

Als de dag van gisteren herinner ik mij een speedmars. Ik meen mij te herinneren dat we in een ongelooflijk hoog tempo marcheerden. Mogelijk was dat 6 kilometer in een half uur. De sergeant die de leiding had was klein van stuk, maar hij gaf wel het tempo aan. Hij nam zulke enorme grote stappen dat hij met zijn kruis bijna de grond raakte. Wij als grootsten van het peloton konden hem amper bij houden. Laat staan de kleinere personen achter ons. Die geraakten steeds achterop. Door het op een holletje te zetten kwamen ze weer bij de groep. Maar even later geraakten ze weer achter.

Ook herinner ik mij een veldloop op een zaterdagmorgen. De sergeant sport ging voorop. Het ging door de bossen over heidevelden en over rulle zandwegen. Er leek geen eind aan te komen. Volgens sommigen had de sergeant te kennen gegeven dat hij verdwaald was. Op goed geluk moet hij de goede weg hebben gevonden. Een paar jongens, die veel aan sport hadden gedaan, konden hem volgen. Ik zat in de tweede groep die daar vlak achter zat. Na ons zat een grote groep jongens die niet of nog nooit aan sport hadden gedaan, en rookten. In deze volgorde kwamen we aan op de kazerne. Toen de laatste groep binnen kwam stonden wij al gewassen en gekleed op hen te wachten.

Ik herinner mij dat we kennis moesten maken met de gaskamer. We moesten oefeningen doen met het gasmasker op. Op een gegeven moment moesten we één voor één ons gasmasker afdoen en zolang wij konden in de gaskamer blijven. Wel met ingehouden adem uiteraard. Als we de adem niet meer konden inhouden dan zo snel mogelijk de gaskamer uit. Ik vraag mij nog steeds af of er werkelijk gas aanwezig was.

We kregen voorlichtingsfilms over het leger. De ondergang van de B compagnie was er één van. Dienstgeheim stond er op de aftiteling.

Maar of films over het persoonlijk onderhoud zoals tandenpoetsen nou een Dienstgeheim was hebben wij als militairen nooit goed begrepen.

Voordat ik in werkelijke dienst werd opgeroepen moest ik naar de tandarts om mijn gebit in orde te laten brengen. Dat was tandarts Bos in Enschede. Mijn gebit was echt niet optimaal in orde. Er moest nogal wat aan gebeuren. Tandarts Bos kon dat niet in een korte tijd. Dus werd het in de militaire diensttijd verder afgehandeld door een militaire tandarts. Nou, dat heb ik geweten. De boringen gebeurden op een gewone simpele cantinestoel. Zonder verdoving uiteraard. Ze hebben geen lol aan mij gehad, want ik gaf geen krimp.

 

Artikel 1 van het reglement van de Krijgstucht.

 

Groot probleem was voor velen het opzeggen van het Reglement van de Krijgstucht Artikel 1.

Op een zaterdag, voordat wij met weekend verlof gingen, moesten we naar de kantine op de Elias Beekman kazerne komen. De grote zaal zat helemaal gevuld met enkele honderden angstige harten. Op het podium zat dan een hooggeplaatste met een soort van schrift. Daaruit koos hij willekeurige namen die het artikel moesten opzeggen. Deze moesten dan hardop het hierboven genoemde artikel uit zijn hoofd opzeggen. Spieken was niet mogelijk want vanaf de zijkanten werd je nauwgezet in de gaten gehouden. Kon je het niet, dan liep je groot kans dat je niet met verlof mocht.

 

De krijgstucht omvat de handhaving van regelmaat en orde in alle, zelfs in de schijnbaar nietige zaken, den militairen dienst betreffende; stipte nakoming van alle voorschriften en nauwgezette voldoening aan de ter zake van den dienst gegeven bevelen, ook waar deze slechts kleinigheden betreffen. Zij eist een voortdurend besef van ondergeschiktheid aan iedere hoger geplaatste, het nalaten van elk min voegzaam en met de waardigheid van den militairen stand strijdig gedrag en in het algemeen onafgebroken plichtsbetrachting.

 

Dat is mij gelukkig nooit overkomen. Wel dat ik een keer bij een wekelijkse test over de geleerde lessen net niet een voldoende behaalde. Je moest minimaal 60 punten halen. Ik haalde er 59. Bij de soldijuitbetaling wist S. M. A. Bunskoek mij te vertellen dat ik het weekend niet weg mocht. Ik werd voor dat weekend ingevoegd bij het brandpiket. Dat is een brandwacht.

 

KerkEde.jpg

 

Geestelijke verzorging kregen we van ene dominee Wiersma. Dat gebeurde in de kantine op de Elias Beeckman. Maar ook wel eens in de Nederlands Hervormde kerk in Ede. Deze predikant heb ik jaren later in Tiel nog eens gesproken. Hij was toen voorganger van de Luthterse gemeente in Tiel.

 

Wachtlopen.

 

Eenmaal heb ik wacht gelopen. Dat was bij de hoofdingang van de Elias Beeckman kazerne. Dat heb ik wel geweten. Ik was wachtpost voor geweer. Een collega was planton. Hij controleerde vreemdelingen die zich melden om het kazerneterrein op wilden. Er kwam geen enkel persoon binnen die er niets te zoeken had. Als wachtpost voor het geweer had ik tot taak een ieder de militaire groet te brengen volgens de rang die de betreffende persoon bekleedde. Als dat een enkel persoon betrof was dat niet zo moeilijk. Maar ik heb het wel geweten toen ik in het middaguur dienst had. Hele zwermen militairen gingen de poort uit om thuis te eten. Het was van de gewone soldaat tot aan de kapiteins die lang mij heen gingen. Ik moest steeds de hoogste in rang uitkiezen, en deze vervolgens de groet brengen. Rond 12.00 uur gingen ze naar huis. Maar rond 13.00 uur kwamen ze terug. Ik heb toen goed gegymd met mijn garand. Het waren wachttijden van 2 uur op en 2 uur af. De tijden in de nacht vond ik het vervelendste. Je staat daar maar in de spaarzame verlichting in het donker te staren. Af en toe een paar meter marcheren volgens het boekje. En dan weer stilstaan en voor je kijken. Zag ik nou iets vreemds in de schemer naast het wachtlokaal? Stond daar nou iemand? Ach, welnee joh. Het is een gewone struik hoor. Toch lijkt het wel op een mannenfiguur. Je gaat je dingen verbeelden. Dan is de wisseling van de wacht. De jongens stonden  al aangetreden om ons af te lossen. Zag ik daar nou een mannenfiguur lopen tijdens de wisseling? Ach, welnee joh!

We werden gewisseld. Mijn collega en ik konden twee uur lang uitrusten op een houten brits in het wachtlokaal. De Battledress diende als hoofdkussen. De wacht verliep verder zonder bijzonderheden.

Toch las ik enkele jaren later dat een man de kazernes had gecontroleerd op hun veiligheid. Bij verschillende kazernes kon hij vrij gemakkelijk binnen komen. Ook de Elias Beeckman kazerne hoorde daarbij. Ik moest wel even slikken toen ik dat las. Het zou toch niet…

 

Voeteninspectie.

Zo af en toe kregen wij een voeteninspectie. Dat gebeurde niet overdag. Nee dat gebeurde soms om circa het middennachtelijk uur. VOETINSPECTIE! VOETINSPECTIE! klonk het door de compagnie. Ook al sliep je, je werd ruw wakker gemaakt door geschreeuw en gebonk en je moest je blote voeten onder de dekens uitsteken. Als de sergeant vond dat ze niet schoon waren moest je naar het waslokaal je voeten wassen. Ik herinner mij dat een jongen in zijn bed zat en met spuug zijn voeten probeerde schoon te maken. Of dat geholpen heeft weet ik niet meer. Een uur later lag iedereen weer onder de wol.

 

 Op bivak.

 

 Egbertmilitair7JPG.jpg

 

Hier een foto van ons bivak.

 

We zijn een keer op bivak geweest. We hadden geleerd hoe wij een tentje moesten opzetten. Dat was nou niet zo moeilijk. Het gelukte mij en mijn maat ook wel. We kregen een wachtwoord. Onze tegenstander wilde dat natuurlijk graag weten. De bedoeling was dat de vijand probeerde in ons kamp te komen. Wij werden in het struikgewas in stelling gebracht. Dat wil zeggen dat om de twee meter iemand van ons in schietpositie in stelling lag. Ik heb daar met mijn maat een hele tijd gelegen. We konden weinig zien. Het geknal was niet van de lucht. Rook en lichtkogels vulden de gehele lucht. Na enige tijd werd het einde oefening geblazen. We mochten opstaan. Mijn maat en ik stonden met de anderen op. Wat bleek: Vlak voor ons lagen de jongens van de vijand.

Toch waren er op een ander punt een aantal jongens van de vijand in ons kamp terecht gekomen. Ze hadden een list verzonnen. Een had zogenaamd een paar van zijn maten als gevangenen opgebracht onder het voorwendsel dat zij het wachtwoord niet kenden. Ze werden in het kamp gelaten. Maar toen bleek dat het allemaal vijanden waren. Inclusief hun begeleider. Ik denk dat ze wel prestatieverlof hebben gekregen.

’s  Nachts moesten wij slapen in het tentje. Ons geweer moesten we bij ons houden. Die nacht hebben ze ons wel gecontroleerd of wij wel op onze wapens konden passen. Nu was ons geleerd dat we op ons geweer zeker zo zuinig moesten zijn als op je meisje. Dat betekende dat wij de arm door de riem van het geweer moesten houden. Kortom, we moesten als het ware op het geweer gaan liggen. Van slapen kwam ook niet veel. Want je helm als kussen is nou niet zo gemakkelijk. Bij het ochtendkrieken had ik gelukkig mijn geweer nog. Mogelijk dat er jongens waren waarbij s’ nacht het geweer was ontvreemd. Als dat zo was zullen ze het later wel terug hebben gekregen. Maar natuurlijk met een ernstige waarschuwing er bij.

 Egbertmilitair2JPG.jpg

 

Op deze foto zit ik links geknield met mijn geweer met bajonet in de aanslag. Staand naast mij mogelijk Matthijssen uit Emmeloord? Staand rechts Mieremet. Daarvoor geknield Veerman. Daarnaast Monninkhof uit Enschede.

 

Schuttersputje graven.

 

schutters.jpg

 

Wij leerden ook hoe je een schuttersputje moest graven. Een militair in een oorlogssituatie heeft heel veel bij zich. Ook een opklapbare spade.

Ons werd geleerd hoe diep een schuttersputje moest zijn. En ook dat er een primitief zitgedeelte moest zijn.

 

Weinig te eten.

     

                 Etensblikken.jpg                                        Drinkmok.jpg

 

Het eten was in het begin niet al te best. Het was wel goed. Maar soms wel erg weinig. Vooral als je die dag een zware velddienst achter de rug had. Jongens zoals ik van bijna twee meter lengte hebben wel wat nodig.

’s Morgens kreeg je vier sneden brood met een mok thee. Of wij nu ‘s middags of s’ avonds warm eten kregen weet ik niet mee. Maar op een keer was er zo weinig dat we hebben geprotesteerd. Circa honderd man stonden in de gang met hun mesting ’s op de muur te slaan. Het was een verschrikkelijk kabaal wat niet binnen de muren van ons gebouw bleef. Op het kabaal kwam een jonge vaandrig af. Hij vroeg wat er aan de hand was. We hebben toen ons beklag gedaan. En dat hielp. Later kregen wij alsnog warm eten er bij. Het moest wel ergens anders vandaan gehaald worden. Het werd wel puré. Maar goed onze magen werden er wel mee gevuld.

Hoewel de kwaliteit van het eten over het algemeen wel goed was vond ik het toch wel een beetje weinig. ‘s Avonds ging ik dan wel eens naar de kantine voor een half liter gepasteuriseerde melk, en soms een gevulde koek. Het was daar heel goedkoop. Wat wil je, dat moest ook wel want ons soldij bestond uit fl. 0.75 cent per dag. Dat soldij werd drie keer in de maand uitbetaald. Daar waren vaste data voor. De 1e, de 11e en de 21e van de maand. Dus om de tien dagen. Je had per 10 dagen fl. 7.50. Als ik mij goed herinner ging het reizen per speciale militaire treinen. Dat waren meestal vooroorlogse wagons.

 

 Egbertmilitair1.jpg

 

Deze groepsfoto werd gemaakt bij onze promotie tot gewoon soldaat. Wij waren toen filler af. Rekruten werden ook wel fillers genoemd.

Dat betekende dat wij vanaf dat moment met open kraag mochten lopen Zolang wij nog rekruut waren moest de kraag tot aan de bovenste knoop dicht. En als je dat niet had. Dat kon je op een fikse straf komen. Bij voorbeeld een week lang corveedienst. (Schoonmaken) Op de op één na bovenste rij sta ik met het blinkende embleem van de verbindingsdienst. Ik sta daar vijfde van rechts. Pal voor mij staat een buurjongen van mij Roelof de Ruiter. De derde rij van uiterst rechts staat mijn slapie Jan van der Top uit Lunteren. Hij sliep onder mij. Ik dus boven. Naast Jan van der Top staat ene Mieremet uit Leiden. De jongen liggend rechts met het witte gezicht was ene Monninkhof of Monnikhof uit Enschede. Een hele aardige jongen. Verder ken ik nog tal van jongens hun namen. De jongen links liggend ene Struik uit Norg? Daarnaast liggend ene Reker uit Stadskanaal.

 

Rekruut af.

 

 

Dan komt het moment dat je rekruut af bent. Je wordt dan gewoon soldaat. Dat betekende ook dat de ouderendag van het leger werd gehouden.

De ouders of verzorgers mogen dan een dagje komen kijken op de kazerne. Mijn ouders zouden ook komen. Alles moest tot in de puntjes er uit zien.

Met een andere jongen moest ik de houten zitbanken schoonmaken en houten tafels. En dat moest grondig gebeuren. Dus sjouwden wij met ons tweeën de boel naar buiten. Daarna renden wij als jonge honden het gebouw weer binnen naar de weekkamer van de sergeant van de week om schoonmaakmiddelen te halen. Toen wij de trap opstormden stonden daar twee in leren jassen gehulde figuren voor mij. Het waren mijn vader en moeder. Zij waren op hun brommertjes van Glanerbrug naar Veenendaal gereden. Ze waren daar die week op vakantie bij een oom en tante van mijn vader. Oom Ben en tante Anne van de Haar. Vandaar zouden ze naar de open dag komen. Nu waren zij de uitnodiging vergeten mee te nemen. Die lag nog in Glanerbrug. Dus waren ze de dag voor de ouderendag maar naar Ede gereden om een nieuwe uitnodiging te vragen. Dat ging natuurlijk via de S. M. A Bunskoek. De neef van mijn moeder. Vandaar dat ik ze plotseling tegen kwam bovenaan de trap. Dat verwacht je natuurlijk niet als je bezig bent met de schoonmaak. Even later kwam de S. M. A. Bunskoek er ook bij staan. ‘In de houding gaan staan en groeten, zei mijn moeder.’ Maar de S. M. A. vond dat niet nodig. ’Jij hebt vanavond avondpermissie tot 24.00 uur. Je kunt dan naar Veenendaal gaan naar je ouders. Je bent de enige van heel de kazerne zei hij.’ Verlegen heb ik hem bedankt. Snel ging ik verder naar mijn maat om hem te helpen met de schoonmaak.

Na het avondeten ben ik snel met de bus vertrokken naar Veenendaal. Een hele gezellige avond gehad. Tante Anna vertelde mij dat ik met de bus van circa 23. 00 uur kon gaan. Dan zou ik nog ruim op tijd in de kazerne zijn. Ik stond op tijd bij de bushalte. Maar er kwam geen bus. Ik begon hem wel wat te knijpen want ik vreesde dat mijn vier extra verlofdagen zou worden ingetrokken. Eindelijk kwam de bus er aan. In de bus heb ik aan een sergeant gevraagd waar ik het beste kon uitstappen. Op een geven moment gaf hij een seintje dat ik er uit moest en zo en zo moest lopen. Ik heb nu nog altijd het gevoel dat dit niet klopte. Want hoe ik ook liep. Geen kazerne. Op het laatst liep ik op een brede weg in de bossen. Ik had het warm. Hoe laat het was wist ik niet. Maar wel dat het wel eens twaalf uur kon zijn. Ik begon hem best te knijpen. Helemaal in het donker op een verlaten weg. Geen verlichting. Totdat ik op een weg liep die omhoog voerde. Vanaf die hoogte zag ik over de lage begroeiing een paar gele lampen branden. De kazernepoort. Ik ben dwars door de begroeiing gegaan, kwam bij een droge sloot. Toen ik daar overheen sprong stond ik vlak voor de poort. Het was bijna twaalf uur middernacht.

Ik heb mij gemeld bij de wacht bij de poort. Nog net op tijd.

Druipend van het zweet kwam ik stilletjes op de kamer. Alle jongens sliepen. Snel het bed in. Morgen om kwart voor zes is het weer dag.

 

Na deze rekruutopleiding kreeg ik een opleiding tot centralist. Daar kan ik mij niet zoveel meer van herinneren.

 

Wel één ding. Tijdens deze opleiding heb ik ook een keer straf gehad. We stonden keurig in de rusthouding opgesteld op het exercitieterrein voor de afmars naar het station. Je mag dan echt niets zeggen of doen. Een groot deel van het terrein stond vol met pelotons. Een peloton bestond uit gemiddeld zo’ n 40 personen.

Een oude adjudant liep langs ons peloton. Hij bleef even voor mij staan. Een jongen voor mij had iets gedaan wat niet mocht. Mogelijk iets grappigs gefluisterd naar iemand naast hem. De adjudant merkte dat en zei: ‘Het zijn nog zulke kleine jongens. ‘ de jongen kon zijn lachen bijna niet bedwingen. Ik zag het hele geval gebeuren, en kon ook moeilijk mijn lachen bedwingen. Op dat moment stond de adjudant naast mij. Hij zei dat mijn koperen emblemen er vies uit zagen. Jij hebt jou koper niet gepoetst, was zijn opmerking. Ik mocht niets zeggen want ik stond nog in de eerste rust. ‘Wie is jouw pelotonscommandant, vroeg hij.’ Ik antwoorde niet. Toen begreep hij dat ik nog in de eerste ruststand stond en niets mocht zeggen. Op zijn bevel mocht ik in de rust ruststand gaan staan. Toen heb ik geantwoord dat het sergeant Gerards was.

Gelukkig mocht ik nog wel met het peloton afmarcheren naar het station Ede – Wageningen.

Ik moest mij s’ maandags op een bepaalde tijd melden bij de kapitein. Toen er binnen werd geroepen heeft hij mij een aantal minuten laten staan zonder één woord te zeggen. Hij was tekeningetjes aan het maken. Een aantal beroeps hadden een luidruchtig gesprek met elkaar. En ik stond daar keurig in de houding met tegenover mij een zwijgende tekenende kapitein. Na enige tijd kreeg ik een behoorlijk rapplement van de kapitein en moest ik mij melden bij sergeant Gerards, mijn pelotonscommandant.

Deze was behoorlijk kwaad, want ik had hem te schande gemaakt. En niet alleen hem maar ook het gehele peloton. Ik kreeg per dag vier keer koper inspectie van al mijn koper. Dat waren al mijn koperen gespen. En dat waren er heel wat. Ik moest het allemaal op mijn bed leggen. Drie dagen heeft de sergeant het allemaal geïnspecteerd. In het begin zei hij dat ik het niet had gepoetst voordat hij kwam. Nou toen ging het van wel waar sergeant. Nietwaar. Wel waar sergeant. Nietwaar. Maar hij vond dat hij toch gelijk had. Omdat ik hem bleef tegen spreken zou dat uit de hand kunnen lopen en ik een nog strengere straf zou krijgen, kwamen een aantal jongens van mijn kamer mij te hulp. Zij beweerden dat ik het wel had gepoetst. Toen beweerde hij dat ik het niet goed had gepoetst. Weer ging het van welles nietes. Weer kwamen de jongens mij te hulp. Donderdags kwam hij niet weer opdagen. Toch legde ik wel vier keer per dag alles klaar.

 

Toch heb ik ook een keer een complement gehad van sergeant van Uhm. En deze sergeant was heel secuur. Ik had Kamerwacht. Dat betekende dat ik onze kamer netjes moest houden. Afstoffen en de vloer aanvegen. Sigaretten rommel opruimen. Etc. Etc. Alleen had ik haast geen tijd gehad om mijn geweer nog even na te zien. Een klein stofje was al genoeg om het af te keuren. Tijdens de inspectie moest het hele peloton normaal buiten aangetreden staan. Maar, omdat het buiten slecht weer was, moest iedere soldaat met zijn geweer aan de voet op zijn kamer plaats nemen voor zijn bed. Klaar voor inspectie dus. Iedere kamer werd op z’ n beurt bij de dienstdoende sergeant aangemeld door de Kamerwacht. Ik moest dat doen toen onze kamer aan de beurt was. Het ging allemaal van een leien dakje. De kamer was goed schoon. Het tenue’ s van de jongens gingen ook wel. Maar bij sommigen was het geweer, volgens de sergeant gewoon vies. Bij het gewerenrek aangekomen pakte hij mijn geweer. Hij bekeek het aan alle kanten, en vroeg van wie dit geweer was. Ik schrok, en zei dat het van mij was. ‘Dan is dit een voorbeeld voor iedereen. Keurig onderhouden, zei de sergeant.’

 

 mauritsla.jpg

 Maurits en de Johan Willem Friso kazerne.

 

Friso2.jpg

 

Ik werd als centralist geplaatst op de Maurits en Johan Willem Frisokazerne te Ede. Nu was daar een collega, Bernard Mientjes die altijd gewekt wilde worden met het onderstaand liedje. Het heet: Happy Days are here again. Bernard sliep op een apart kamertje achter de telefooncentrale op de Maurits en Jan Willem Frisokazerne in Ede. De telefoon stond op een plankje vlak boven zijn hoofd. Het was een beginmelodie van een grammofoonplaten programma op de Nederlandse radiozender Hilversum 1 of 2.

Kijk en luister hiervoor op: https://www.youtube.com/watch?v=UH01FhqMdc8    

Dat programma begon enige tijd voordat onze burger chef dhr. van Dam op het werk kwam. De verbinding deden wij per telefoon van de chef. Die legden wij voor de radio neer die bij de chef op het kantoortje stond. Zo gauw het liedje afgelopen was legden wij de telefoon weer op de haak. Als de chef kwam hadden wij de radio gewoon aan. Dat mocht. Bernard Mientjes had altijd ruim de gelegenheid om voor de chef aanwezig te zijn.

Later sliep ik op het kamertje er achter. Dit kamertje moesten wij delen met een collega centralist. Als er wat gebeurde met degene die nachtdienst draaide waren wij zo paraat. Ook sliep er een Messbediende van de officiersmess. Officieren hadden wel eens een feestje s’avonds.

Toen ik op het kamertje sliep belde de dienstdoende mij ook altijd even voor achten. Dus voordat de chef kwam.

De nachtdienst moest de hele nacht wakker blijven. Hij werd een aantal keren per nacht telefonisch gecontroleerd door de hoofdcentrale op de P.L. Bergansiuskazerne in Ede. Zeven keer per nacht werden wij gebeld. Ook kregen wij wel eens een persoonlijke controle.

Even voor de duidelijkheid. Niemand op de kazerne kon buiten ons om telefoneren. Mobieltjes waren er nog niet. Iedereen die voor zijn militaire werkzaamheden moest bellen konden een gesprek bij ons aanvragen. Het ging in die tijd via de militaire telefoonlijnen. Wij kenden circa 400 telefoonnummers uit ons hoofd. Dat betekende: wat de een niet wist, wist de ander wel.

Mooi om te weten wat wij deden in die tijd. Militaire dienstplicht: Ik vond het goed voor mij.

 

 CentralistMauritsenJWFrisoEde1956-19572.jpg

 

Dit was onze militaire telefooncentrale in vredestijd. Je had ook jongens die werden opgeleid tot oorlogscentralisten. Ik was dus vredescentralist. Uiteraard had deze foto in die tijd nooit mogen worden gemaakt. Hij is stiekem gemaakt door een mede collega Koos Westen. Dat was een echte techneut hoor. Hij en ik wisten alleen van deze foto. Op de achtergrond zie je wat technische dingen op de muur zitten. Dit was, voor zover ik mij kan herinneren de gesprekken binnen via de normale P. T. T. lijn. De uitgaande gesprekken moesten worden betaald ongeacht wie dat ook was. Deze simpele centrale was wel in staat om contact te leggen met de gehele wereld. Dat ging dan via verschillende militaire posten.

Achter mij zie je een deur met daarin een luikje. In de ruimte waarin ik mij bevind mocht niemand anders komen dat de bedienende manschappen en de chef, de commandant van de 102e verbindingsdienst, de kazernecommandant en de officier van piket. Wilde iemands privé bellen dan moest hij op het luikje kloppen. Want in het halletje stond wel een telefoon. Maar daar kon je alleen maar gesprekken voeren via ons. Wij zorgden dan voor de verbinding. Op onze telefoonmeter werden de eenheden vermeld. Na het gesprek was het wel betalen. Eén keer niet betalen was nooit meer bellen. Eén keer heb ik een driftige grootmajoor aan de deur gehad. Die vond het niet normaal dat hij als grootmajoor zover moest lopen om privé te bellen. Ik heb de vraag direct voorgelegd aan de officier van piket. En die stelde mij in het gelijk. De grootmajoor was woedend op het antwoord. Hij smeet de telefoon op de haak en beende kwaad de houten draaitrap af. Hij vergat te bellen.

 

Dan de gordijnen. Op een zondag toen ik alleen dienst deed kwam er een klein zwerfkatje de trap op. Ik heb hem binnen gelaten. Ik deed alleen dienst. Mijn collega van de nachtdienst sliep uiteraard op het bewuste kamertje. Dus een klein zwerfkatje is dan wel leuk. Maar op een gegeven moment deed het iets wat behoorlijk stonk. Jullie begrijpen het natuurlijk wel hoe dat kwam. Ik heb hem geprobeerd te vangen. Maar dat lukte niet. Hij vloog hoog de gordijnen in. Dat was natuurlijk helemaal niet de bedoeling. Ik heb daarna alles opgeruimd en uiteraard de ramen ver open gezet. Toen mijn collega uitgeslapen was heeft hij mij afgelost en ben ik met emmer met water en dweil bezig geweest. Het zwerfkatje Heb ik uiteindelijk zover kunnen krijgen dat het door de geopende deur het trappenhuis is ingevlucht.

Zo zie je maar weer dat bij elke foto wel een verhaal te vertellen is.

 

 Afbeelding1-7.jpg

 

Hier zit ik achter het bureau van de burger chef dhr. van Dam. Uiteraard was de chef er dan niet natuurlijk. Ook dit is een foto van Koos Westen.

 

Wij hadden nooit geen wacht of brandpiket. Wachtlopen deed je in een compagnie. In mijn geval Batterij. Maar daar waren wij van vrijgesteld omdat wij ook al avond, nacht en week end diensten draaiden. Het betekende dat we ook meer vrijheden kenden. Niet dat dit was toegestaan van hogerhand. Maar een burger chef heeft zo wel zijn voordelen. Wij haalden ons eten uit de onderofficiers keuken. We waren daar altijd wel op tijd bij. We hadden een grote melkkoker daar ging een hele hoop in. In dezelfde melkkoker haalden wij ook de koffie. Nadeel was dat we het moeilijk warm konden houden. We hadden wel een elektrisch warmhoudplaatje.

s’ Avonds voor de nacht haalden koffie en  brood met heel veel beleg in de officierscantine.  Het beleg wat er over was nam de burger chef de volgende dag mee naar huis. Deze man had een luizenbaantje. Hij kwam s ‘morgens om acht uur kwart over acht, ging tegen twaalven weer naar huis. kwam on een uur of een en ging tegen vijven weer weg. Vrijwel de hele tijd zat hij achter zijn bureautje naar ons of naar buiten te kijken. We hadden ook een prachtig uitzicht op een zeer fraaie tuin met de toegangspoorten van de kazerne. Dat was zeker een afstand van wel 200 meter. We zaten op een bovenverdieping.

Als we nachtdienst hadden moesten we wel eens naar de w c . We waarschuwden dan de wachtcommandant telefonisch dat we even naar het toilet waren. Voor een kleine boodschap was dat een hele hoge rododendronstruik vlak voor ons gebouw. Voor een grotere boodschap gingen we naar onze batterij.

We hadden ook een radio zoals jullie inmiddels wel weten. Nu was s nachts de ontvangst niet goed. Ik heb toen de stommiteit uitgehaald om een knop achterop de radio om te schakelen van 220 volt naar 110 volt. Ja, wist ik veel. Een behoorlijk deel van de kazerne zat s nachts zonder stroom. Niet alleen mijn telefooncentrale maar ook de het wachtlokaal bij de wachtcommandant. Ik heb hem toen gebeld dat hij mij wel kon bellen. Ik gebruikte toen de opwekkingsgenerator. Die zat ingebouwd in de centrale. Het was gewoon aan een slingertje draaien. Ik heb ook de technische dienst gebeld. Die kwamen vrij snel. Ze waren wel nieuwsgierig hoe de storing was ontstaan. Weet je waarom? Omdat in het gebouw waar wij zaten de zekering was doorgeslagen. Maar ik wist natuurlijk nergens van. Maar onze radio was wel stuk.

Het aankomend week end was ik vrij. Ik heb de radio mee genomen naar huis. Ik dacht dat mijn vader hem wel zou kunnen maken. Of dat is gebeurd weet ik niet meer.

We hebben later bij iemand van de technische dienst een andere tweedehands radio gekocht. Met ons vieren hebben we de man vijf gulden betaald. We hebben veel plezier van deze radio gehad. Radio Luxemburg was in die jaren heel populair bij de jongeren. Vooral in de avonduren.

De namen van de collega' s op de centrale waren Bernard Mientjes, Koos Westen of van Westen, Burggraaf, Bertus de Wit, Veluw, Willemsen, Coolenbrander of Kolenbrander en ik Egbert van de Haar.

 

Straf en Straf.

Op een keer had ik nachtdienst van vrijdag op zaterdag. Na de nachtdienst werd ik om half acht afgelost door de dagdienst. Ik was de rest van het weekend vrij tot en met de maandagmorgen. Op de centrale van de Bergansiuskazerne had die nacht Dienstplichtig soldaat Knipping uit Nijmegen dienst. Hij werd echter pas om half negen afgelost. En dan was hij ook het weekend vrij. Nu hadden we afgesproken dat we vanaf het station Ede  - Wageningen samen zouden reizen. We stonden allebei op de afgesproken tijd op het station. We waren zover mogelijk het station opgelopen. Helaas had de trein vertraging.

‘Oh, zei Knipping, er is stations controle. Wat nu.? Ik zei dat ik hoopte dat de trein maar gauw zou komen. De kapitein, die mogelijk de naam Dubois droeg moest nog een aantal militairen controleren op de verlofpas.  De kapitein kwam steeds dichterbij. De trein rolde nog steeds niet het station binnen. Toen waren wij aan de beurt.

‘Goedemorgen heren.’

‘Goedemorgen kapitein.’ We stonden keurig in de houden.

‘Gaan de heren met weekend verlof?

‘Jawel kapitein.’

‘En hebben de heren dan een verlofpas?

‘Eh, nee kapitein.’

‘Nou, wat doen jullie hier dan! Ingerukt mars, naar het garnizoensbureau!

Op dat moment kwam de trein binnen. Wij baalden verschrikkelijk natuurlijk.

Als geboefte zijn we opgebracht naar het garnizoensbureau.

Wij lopend over het trottoir, de kapitein op de fiets achter ons.

Vlak bij het garnizoensbureau zei tegen ons dat wij hem maar moesten volgen, en fietste hij de oprijlaan op.

Op dat moment trof ik een bevriend soldaat uit Enschede of Haaksbergen. Hij vroeg wat er aan de hand was. Wij vertelden het hele verhaal.

Plotseling klonk er een gebrul vanuit een dakraam van het garnizoensbureau: ‘Komen jullie of komen jullie niet?

Oei, dit was niet zo slim van ons. Wij haasten ons naar binnen. Op een uiterst koele toon werd ons de weg gewezen naar boven.

We melden ons op de correcte manier. De kapitein wende zich naar Knipping en vroeg wie zijn kazernecommandant was. Dat was iemand op de Elias Beeckmankazerne. Dat bleek een overste te zijn.  Deze belde hij op. Het enige wat we hoorden was: ‘Jazeker, Dat had ik ook gedacht, en helemaal mee eens.’

Na het gesprek was ik aan de beurt. Ik vertelde dat mijn commandant kapitein J. Klok was.

‘Oh, de ouwe Jan? Oh, die ken ik goed.’

Dus belde hij Kapitein Klok. Deze was niet aanwezig Wel zat er een vervanger Dat was luitenant Kieviets. Deze had ons wel eens nodig. Hij had regelmatig contact met onze chef dhr. J. van Dam. Het gesprek met de luitenant verliep op ongeveer dezelfde wijze als het vorige. ‘Jazeker, Dat had ik ook gedacht, en helemaal mee eens.’

Toen legde kapitein Dubois de telefoon neer en zei de vreemde straf die ons werd opgelegd.

‘Soldaat Knipping, jij kunt naar jou kazernecommandant gaan om je straf in ontvangst te nemen. En soldaat, jij kunt naar jou kazernecommandant gaan om jou verlofpas te halen.’

 

Uiteraard werd er ook wat gedaan voor de ontspanning van de militairen.

Ik herinner mij een optreden van niemand anders dan Rita Reis met het trio Pim Jacobs. Dat vond plaats in de kantine. De zaal zat tjokvol. Vooraan zat een soldaat die er nog meer een show van maakte. Rita zong een prachtig nummer. De soldaat schoof, tijdens het zingen van Rita, zijn stoel steeds een eindje naar voren. Dat bleef natuurlijk niet voor Rita niet onopgemerkt. Maar ze zong, met een lach op haar gezicht, gewoon door. Aan het eind van het lied zat de jongen vlak voor het podium.

Ik herinner mij sergeant eerste klas Timmerman. Deze was belast met het verzorgen van ontspanningsactiviteiten op de beide kazernes.

 KantineMauritsenJanWillemFrisokazerneEde.jpg

 

 

Hier de foto met achterin de zaal het podium waar Rita Reis op stond.

 

Meer liedjes uit dezelfde periode zijn:

 

Eddy Christiani.

https://www.youtube.com/watch?v=vwoHt5mMVkE    

 

Pat Boone.

https://www.youtube.com/watch?v=2ENzT9k1LRs

 

De Robbedoezen.

https://www.youtube.com/results?search_query=oom+piet+is+terug+uit+amerika

 

Joop de Knegt.

https://www.youtube.com/watch?v=5nZuX_5BD88

 

Nog wat foto’ s gemaakt bij ons thuis.

Egbertmilitair4JPG.jpg

  In de tuin.

 Egbertmilitair6JPG-1.jpg

 

 Links mijn moeder, ik, mijn neef Egbert Bunskoek mijn broer Bert, daarvoor mijn zus Bea, rechts Bennie de Vries.

 

                        s-2.png

 Op de bank met mijn broer Bert en zusje Bea.

 

 

http://hennepe.jouwweb.nl