Schoolreisje Ameland 1950

 

http://cultureelerfgoedenschede.nl/

Glanerbrug zit vol met verhalen!!!! Schrijf ze op, en stuur ze naar de Historische Kring Glanerbrug.

 

                    

                                      Boerderijtje 'De Blieke'op Ameland.

Het was een gewone schoolklas van de school van meester van der Vlugt, hoofdonderwijzer van de openbare lagere school te Glanerbrug, (Gem: Enschede). Gewoon vrolijke kinderen. Een klas die goed kon zingen. Maar wat wil je met een meester die erg muzikaal was. Er ging haast geen dag voorbij of er werd in onze klas wel gezongen. En de meester begeleidde ons dan op zijn viool. Dat hebben ze geweten op Ameland. Alleen toen had hij zijn viool niet bij zich. Wie er wel bij was dat was meester van der Hoef. En dat was een echte natuurliefhebber. Die wist heel veel van de natuur.

Het waren over het algemeen hele lieve leerkrachten. Soms van die echte vader en moederfiguren. Al waren ze soms ook wel eens erg  streng.                                                                     

Ze aan spreken bij de voornaam was er niet bij in die tijd. Je had het lef niet!!

Toch stonden ze heel dicht bij je. Ze kenden je van karakter en je mogelijkheden. Ze wisten ook je achtergrond. Nu was dat laatste ook niet zo moeilijk. Het merendeel behoorde tot de sociaal lagere klasse. Arbeiders dus. Veel verschil in loon was er vrijwel niet. Vrijwel iedereen zat, zoals ze dat nu noemen, op het minimum loon. En als je een zoon of een dochter van een winkelier was, dan was je misschien beetje beter af. Maar oh, wat moesten die mensen ook keihard werken voor hun bestaan. Nederland was immers arm en leeg geroofd. De oorlog was nog maar een paar jaar voorbij. En die oorlog hadden die kinderen wel allemaal meegemaakt. Soms van veraf, maar soms ook van heel dichtbij.

Zoals die keer dat er een luchtgevecht plaats vond boven Glanerbrug. Levensgevaarlijk met zo’n vijf lagere scholen van diverse richtingen in ons dorp. Naast onze school grensde de school van meester Kwant, school voor christelijk onderwijs. Samen goed voor zo’n 400 leerlingen. Samen geklonterd op één plek. Heel riskant. Als daar een bom of zoiets op valt, dan gaf dat heel veel slachtoffertjes. De jonge meester te Cate van onze school rende het schoolplein op. ‘Allemaal naar huis, riep hij. En nergens blijven staan’. Uitwaaieren moest die grote groep kinderen. Dat er toen niemand gewond is geraakt, door rondvliegende granaatscherven, mag best een wonder heten. Dezelfde meester ten Cate, die vermoedelijk in het verzet was, is later gearresteerd en gefusilleerd. Dat was een harde slag voor de school. En dus ook voor de kinderen.

Razzia’s werden er regelmatig gehouden. Een aantal vaders van deze kinderen zijn ook opgepakt, en naar Duitsland af gevoerd. Ook van ondergetekende. Gelukkig zijn ze allemaal weer terug gekomen. Vader wel heel snel. Na één dag al. Maar dat is weer een ander verhaal, waarin moeder met haar vlotte kwebbel een hoofdrol speelde. Vader was daarna wel zijn papieren kwijt. En moest zich daarna wel eens schuilhouden voor de Duitsers.

Zware bombardementen op de steden zoals Enschede, en het Duitse Gronau, Rheine en Nordhorn. Met ons dorp er precies tussenin. Bombardementen op de Rijksweg en spoorlijn Enschede - Gronau, ter hoogte van ons dorp. Een neergestort vliegtuig aan de rand van ons dorp. Overal lagen de lichaamsdelen. Als kind heb ik het allemaal gezien. En vele anderen denk ik ook.                                                         

Onze school is een poosje bezet geweest door de Duitsers. Ik heb de tafels geleerd in de koeienstal van slager Ten Thije. Een andere klas zat in de paardenstal van Brouwer. Ook zat er een klas in het pand van Heersche, en een in de bioscoop van Offreins?

Maar goed aan alles komt een eind. Ook aan de oorlog. Maar na de oorlog was het nog jarenlang armoede. Aan alles was gebrek.                                                                               

Toch waagde de school het er een gegeven moment op om een uniek schoolreisje te organiseren naar de boerderij ‘De Blieke’ op Ameland. En dat voor fl. 25,-. Althans voor het schooljaar 1949-1950. Elke week brachten we dan 25 cent of 50 cent mee naar school. In bijna een jaar spaarden we zo het reisje bij elkaar. Hoewel het niet duur was, bleek het voor veel mensen toch een behoorlijke rib uit het lijf te zijn. Want het was in die tijd wel elk dubbeltje een paar keer omdraaien voor het werd uitgegeven.

Op een dag, zaten we als klas keurig onze sommetjes of zoiets te maken. Op een gegeven moment ging de bel van de enorme voordeur. Meester van der Vlugt ging er naar toe. Ik hoorde hem een hele poos praten met vrouwspersoon. Toen hij na enige tijd terug kwam in de klas zei hij tegen mij. ‘Zo Egbert, jouw moeder is een stuk lichter geworden, joh’.

Ik snapte er helemaal niets van. Ja, wel dat mijn moeder het was die aan de bel was geweest. Maar wat bedoelde de meester er nou mee dat mijn moeder een stuk lichter was geworden? Hoe kan dat nou? Zou ze zijn afgevallen? Vanmorgen was ze toch nog aardig flink. Als twaalfjarige jongen snap je er helemaal niets meer van.

Na schooltijd ben ik snel naar huis gegaan. Ik heb moeder zo onopvallend mogelijk, aandachtig gadegeslagen. Maar ze zag er nog net zo uit als anders. Er was niets aan haar veranderd.    Maar voor moeder bleef niets geheim.                                 

‘Heeft de meester op school nog wat tegen je gezegd, vroeg ze’?                                                                                         

Ik mompelde zoiets van. ‘Ja, de meester had het over dat u lichter was geworden. Maar ik snap er niks van hoor. Wat bedoelde hij daar nou mee’?                                                 

‘Och heel eenvoudig jongen. Ik heb de rest van het schoolreisje voor jou naar Ameland betaald.

De dag van het schoolreisje brak aan. We moesten s’morgens meen ik al om vijf uur op school zijn. Mijn hele hebben en houden zat in een of ander soort rugzak, die behoorlijk zwaar was om te dragen. Maar vader had zijn fiets aan de hand bij zich. Achter op de fiets de rugzak. Halverwege werden we aangehouden. HALT!! Douane!! Of wij de rugzak maar wilden uitpakken. Of dat vader en moeder al beweerden dat ik op schoolreisje ging naar Ameland, het hielp allemaal niets. Uitpakken was de boodschap. En onder het spaarzame licht van de houten straatlantaarn kruising Schipholtstraat- Schoolstraat ging alles uit de rugzak. De deken met ingenaaid laken, een sloop waar het stro in moest, pyjama, schoon ondergoed, soldatenmestings voor het warme eten, tandenborstel, bestek, washandje, handdoek, zeep, zwembroek. Een zakje zuurtjes? Ulevellen misschien? Een zakcentje. Een gulden? ‘Pak maar weer in, zeiden de douaniers. Jullie zijn geen smokkelaars’.

Bij de school was het een drukte van belang. Hoe dat kwam dat we zo laat waren vroeg een enkeling. ‘Douanecontrole, zei mijn moeder. Ze dachten dat wij smokkelaars waren’.                                                                                          

Snel ging de bagage van alle kinderen op de achterste bank in de bus.We zochten ons een plaatsje in de bus. Het waren allemaal van die kleine hoge raampjes. Met daarachter net boven de onderkant uitkomende kleine slaperige koppies van ons. Ik was iets langer dan de rest, dus kon ik beter naar buiten kijken. Even zwaaien nog naar vader en moeder. Die zwaaiden terug. Ik vond er niets aan. Ik kreeg een brok in m’n keel. Ik keek rond. Was ik nou de enige met een brok in de keel?

Van de reis kan ik mij niets meer herinneren, ook van de veerdienst niet.Wel van het verblijf in ‘De Blieke’.Dat heeft een onuitwisbare in druk op mij gemaakt. Dat kwam mogelijk door de eenvoud.De jongens moesten met meester van der Vlugt en meester van de Hoef slapen in de paardenstal. Daar lag allemaal vers stro in. Onze slopen moesten wij denk ik vullen met stro.De meisjes sliepen met de juffrouwen in de koeienstal. We kregen van de leerkrachten direct te horen dat het meisjesverblijf verboden terrein was voor de jongens. En voor de meisjes gold dat uiteraard ook ten opzichte van het jongensverblijf.

Tussen de paarden en koeienstal was een centraal gedeelte. Dat was de deel of zoiets. Daar konden we zitten op een houten bank om een houten tafel. Aan die tafel hebben we heel wat uurtjes door gebracht. De vijf dagen dat we op Ameland verbleven hadden wij niet al te best weer. Ik kan mij nog goed herinneren dat we voor de eerste keer naar zee gingen. Vrijwel geen van de kinderen had ooit de zee gezien. Vlak voor dat we de zee konden zien hield de meester halt. ‘Achter deze duin ligt de zee. Als jullie boven op deze duin staan zien jullie voor het eerst de grote zee. Dus rennen maar’.

We namen een ren naar boven. Boven op het duin viel onze mond open van verbazing. Wat een mooi gezicht was dat. We hebben daar als klas een poosje naar staan kijken. Wat mooi klonk het zachte ruisen van de branding. Wat groots, en wat wijds. Ineens renden er een paar kinderen, dansend van plezier, het strand op richting de zee. Direct gevolgd door de rest, om vlak bij het water snel terug te springen uit angst voor natte voeten.

We hebben een aantal strand en duinwandelingen gemaakt. Meester v d Hoef was een echte natuurliefhebber. Hij kon van elk plantje, bloemetje of schelp, heel veel vertellen. Ik heb toen behoorlijk wat schelpen en messenheften gezocht. Godfried, de zoon van meester en juffrouw van der Vlugt, dacht dat hij goed was in het vangen van kwallen. Maar een keer ging het mis. Heel veel jeuk dus op zijn arm.Op een keer ontdekte ik, tijdens een duinwandeling, een schoorsteenpijp die zo uit het duin omhoog stak. Nieuwsgierig dat ik was ging ik er naar toe. Tot mijn verbazing bemerkte ik dat ik boven op een hut of zo iets dergelijks stond. Ik ben hard weg gerend.

Van het echtpaar wat op de boerderij woonde kan ik mij de man nog het best herinneren. Maar die zagen wij ook het meest. Het eten kregen wij van een hotel uit Hollum. In gamellen werd dat gebracht. Het eten was altijd prima hoor, en ruim voldoende. Het werd door een van de begeleiders altijd eerlijk verdeeld. Eén keer was er zoveel dat we het allemaal niet op konden. Maar meester van der Vlugt moedigde ons behoorlijk aan. ‘Het is jammer dat het weg gegooid moet worden, zei hij. Dus jongens neem nog maar wat’. Dat hielp wel. Want een echte Glanerbrugse jongen die lust wel wat. Ik ook dus. Zeven soldatenmestings vol heb ik op gegeten. Griesmeelpap of havermoutpap, misschien was het ook wel karnemelkpap. Ik weet het niet meer. Als langste, maar ook de magerste, van de klas lustte ik wil wat. Maar ja, soms kunnen je ogen meer op dan je mond. Bij mij dus. We moesten buiten bij de pomp onze borden en bestek afwassen. Maar die kleine tien meter kon ik niet halen. Mijn buik deed zeer van het vele eten. Halverwege ben ik in het gras gaan liggen. Een hele poos heb ik daar gelegen tot de buikpijn over was.

De avonden in ‘De Blieke’, waren altijd heel gezellig. Er werden spelletjes gedaan, liedjes gezongen. Mooie schoolliedjes uit grootmoeders tijd. En de kinderen die heel ver buiten ons dorp, vlak bij het Aamsveen woonden, zongen altijd het volkslied van de, de in de volksmond genoemde buurt, “de Vlodderstad”. Als ik het mij goed herinner ook nog tweestemmig.

Als wij s’ nachts naar de w c moesten kwamen wij niet ongezien de paardenstal uit. Meester van der Vlugt was altijd wakker. Hij had altijd direct de zaklamp aan, en vroeg dan wie er uit was.                                                                                   

 Het silhouet van het dorp Hollum, vanaf de boerderij richting Hollum kan ik mij nog goed herinneren.Nu ik het, 55 jaar later, weer zie is er wel het een en ander veranderd. Wel is de gemoedelijke sfeer gebleven.Maar dat wij met zo’ n 35 personen in zo’ n klein boerderijtje hebben gezeten kan ik echt niet begrijpen.

Op de terugreis hebben we in Franeker het Planetarium van Eise Eisinga aan gedaan. En ergens in een oude kerk, een grafkelder bezichtigt. De lichamen uit circa 1600 konden we nog zien liggen.

En thuis kon ik de schelpen laten zien. Echt uit de echte zee. Een schoolreisje naar Ameland. Uniek. Net zo uniek als men van daag naar de andere kant van de wereld reist. Mijn broer Bert is een aantal jaren jonger dan ik. Die ging dus een aantal jaren later. Hij heeft ook hele mooie herinneringen aan ‘de Blieke’, op Ameland. Met name, met een hele groep in een kar van een helling af rijden. Levensgevaarlijk zegt hij nu. Maar de eigenaar vond alles goed. Dit waren kinderen die in de oorlog waren geboren. Maar die de oorlog niet bewust hebben mee gemaakt.

 

 DSCN3588Kopie.jpg

 Na zestig jaar weer terug bij de Blieke.

De Blieke was vroeger een Buurtschap. Het bestond voornamelijk uit boerderijtjes. Deze zijn allemaal verdwenen. Dit boerderijtje was nog orgineel. Maar enige jaren geleden is het afgebroken, maar weer in de oude stijl herbouwd. Het is nog steeds geschikt voor een mooie vakantie. http://www.deblieke.nl/

 

 

Bovenstaande foto' s Het Amelandse Juttersvrouwenkoor in aktie. Het reportaire bestaat uit gezellige Nederlandse zeemansliedjes en dergelijke.

 

Onderstaande foto is de Strandjutster Rix. De naam van het natuurgebied 'De Oerd' is afkomstig van een legende.

Rix was strandjutster. Samen met haar zoon  Sjoerd leefde zij min of meer in afzondering. Toen Sjoerd volwassen was ging hij op zee.

Rix had ook een koe. Buiten dat deze ook melk gaf gebruikte Rix het dier ook als er een flinke storm was. Zij bond de koe dan een stormlantaarn op de horens en joeg haar het duin op.Schepen die in nood verkeerden dachten dan dat dit het sein was van een veilige haven. Het schip zette dan koers richting het licht. Het gevolg was dat het schip vast liep en met man en muis verging.

Op een keer gebeurde dat weer. Ook dat schip verging met man en muis.

Maar toen kwam Rix erachter dat dit het schip waar haar enige zoon Sjoerd op voer. Rix was hierdoor hevig geschrokken. Met een grote angstkreet rende ze door het duin. Steeds roepend en gillend: Sjoerd. Sjoerd, Sjoerd!!!Het klonk door de harde storm als: Oerd, Oerd, Oerd!!!

Het beeld van Rix staat in het dorpje Buren.

 

Rixs.jpg

Rixs met de stormlamp in haar hand roepend SJOERD, SJOERD!!

 

Kinderschoentje in het zand. Prachtige schaduw van een mannetje met bolhoed.

 

 Egbert. A. van de Haar. Tiel, 3-7-2005.