Glanerbrug, die goede oude tijd?

'

 

Glanerbrug zit vol verhalen. Vertel ze voor het nageslacht.

                                                                                                                                           

Glanerbrug vroeger. Was het wel zo goed in dat gezellige dorp? Deze pagina wil een mix zijn van Leuke en minder leuke berichtjes, en af en toe wat nostalgie uit het dorp. Wie wat leuks heeft te vertellen uit zijn of haar jeugd kan het naar mij sturen.

 

Hieronder een aantal korte grappige verhaaltjes van de familie Bunskoek.

Mijn moeder was een Bunskoek.

 

De leuge portemonee.

 

 

We hebben het over de jaren 20 van de 20e eeuw. De Bunskoeken uit de Beekhoek waren harde werkers. Mijn Opa was hoofdbaas bij de spinnerij Eilermark, even over de grens. Mijn moeder Masje Bunskoek, heeft wel eens verteld dat er wel eens een film was gemaakt van Opa, terwijl hij aan het werk was.

 

Opa schijnt wel een hele goeie baas te zijn geweest. Zijn mensen behoefden over het algemeen niet hard te werken. Ze hadden wel eens eventjes de tijd om uit te rusten, of eventjes te gaan zitten.

Toen de directeur dat zag, ging hij naar Opa toe en zei tegen hem dat zoiets niet mocht. En dat hij maar wat aan de machines moest veranderen, zodat het wat slechter ging lopen. Dat was eigenlijk wel dom van die directeur want dan kreeg je wel een slechtere kwaliteit van garen. Terwijl Opa er van uit ging dat er goede kwaliteit moest worden geleverd. Maar een arbeider die eventjes kon gaan zitten? Nee dat kon echt niet. Er was een standsverschil.

Mijn moeder heeft wel eens verteld dat zij in de spoelerij ook heel hard moest werken. “Ik was als jong meisje wel eens zo moe, dat ik in de schafttijd in een pijpenkist kroop, en dan prompt in slaap viel. Werkdagen van tien à twaalf uur waren heel normaal in die tijd. Mijn moeder had al een paar keer om loonsverhoging gevraagd aan haar baas, die luisterde naar de naam Schuurman. Maar steeds kreeg ze er maar niets bij. Op een keer ging ze weer naar Schuurman toe om te vragen wanneer de loonsverhoging er bij kwam. Schuurman antwoordde: “Ik heb oe dr nog zoveule bie edaon”. Waarop Ma zei: “Wat zol ie dan een leuge portemoneje hem’ m”. Het Twijnbaasje, wat op dat moment ook in het kantoortje zat, schoot behoorlijk in de lach om de opmerking van zo’ n klein schriel meisje. Hij lachte zo erg dat hij zijn buik erbij moest vasthouden. O, o, wat had dat mannetje een lol. Schuurman niet. Nee, die heeft het wel aan Opa verteld. s’ Avonds kon Ma de lol wel op. Schuurman had natuurlijk verteld dat ze hondsbrutaal was geweest. Ja, zo ging dat in die dagen.

 

OP  EEN  MOOIE  ZOMERDAG…….. SAMEN  IN  DE  ZON.

 

 

Het zal in die tijd zijn geweest. De tijd van de crisisjaren. Opoe had te kennen gegeven dat ze er wel eens een keertje er op uit wilde op de…….. tandem. “Goed”, zei mijn vader. “Woensdagmiddag. kom ik. “Zorg maar da’j de goeie kleer’n an hebt”. Opa zou fietsen en Opoe achterop. Aldus werd afgesproken.

Opa en Opoe dachten dat het gekheid was van vader. Maar op de woensdagmiddag was hij er toch met de gehuurde tandem.

“Ja maar, zeiden ze, dat meen’ n ie toch nie”?

‘Jawel, zei mijn vader. Hier steet hi’j. Stap maar op. Ik gao wa op Va zien fiets ”.

Opoe wilde wel en had al gauw een mooie jurk aan. Een mooi donker hoedje met wat kunstfruit erop. Opa sputterde nog wat tegen, maar gaf zich wel gewonnen, zei het dat mijn vader het eerste gedeelte langs de zandweg tot aan de grote weg naar Losser de tandem zou besturen.

Opoe zette zich in vol ornaat met haar dikke batterij neer op het achterste zadel van het rijtuig. Mijn vader zette zich schrap, maar het ging toch. Maar dat hij zo’ n tweehonderd pond achterop had merkte hij wel. Het was een hele zware zeul op dat smalle fietspaadje langs de zandweg van de Beekhoek naar de grote weg naar Losser. Daar kwam nog bij dat het die dag prachtig mooi weer was, met zomerse temperaturen. De vlindertjes dartelden dat het een lieve lust was, en de vogeltjes zongen lustig hun vrolijke liedjes. En Opoe zat heerlijk breeduit achter op de tandem, genietend van al het goede wat het leven bood.

Aan het einde van het fietspad stapte mijn vader af. “Hier is de grote weg naor Losser Va. No’w is ’t joen beurt”.

Opa sputterde eerst nog wat tegen. Maar, na enig aandringen, aanvaarde hij het toch.

Opoe was weer in vol ornaat gaan zitten. Opa zette zich af. De eerste meters gingen slingerend van rechts naar links, en van links naar rechts, en toen met een grote zwier zwaaiden ze in een grote cirkel de weg over, en belandden allebei op hun rug op de verharde weg met de benen in de lucht. Opoe met haar mooie jurk over het hoofd. En de mooie gebreide onderbroek was vanaf het middel tot aan de knieën aan alle kanten te bewonderen.

Wat er toen allemaal is gezegd? Als we het wisten zouden we het zeker niet neerschrijven.

 

                                       

 

                                            Foto tamdemtocht. Opoe met Hannes van Masje van de Haar..

Gevolg van de schuiver op het wegdek was wel dat mijn vader de hele middag de tandem heeft moeten besturen. Naar het Losserse zand, en als we het goed hebben ook het Lutterse zand. De kleren van Pa waren s’ avonds om uit te wringen. Het is van mijn vader maar bij één keer gebleven. Maar Opa en Opoe zijn later waarschijnlijk nog eens op de tandem weg geweest. Want Opoe heeft zelf wel eens verteld dat ze met haar goeie jurk aan in de sloot was gevallen. En dat de jurk toen naar de stomerij moest. En Opa mocht niet meer de tandem besturen. Einde tandem tijdperk van de familie Bunskoek.

 

Opoe en de sokkendief.

 

Weer zo’ n mooi verhaaltje uit de Beekhoek.

Opoe Bunskoek  breidde altijd zelf de sokken. Ook zat ze vaak te spinnen in het spinkamertje naast de bestekamer voor in het huis. Ik heb vaak een borstrok van schapenwol van haar aangehad. Dat wil zeggen, opoe spon de wol van hun eigen schapen. Mijn ouders kregen dan wel eens gesponnen wol van haar. Mijn moeder breidde er dan sokken van voor ons. Ook wel een borstrok. Daar had ik het niet zo op. Een borstrok op het blote vel kriebelt enorm. Ik kon daar niet tegen. Maar ja, je mocht niet zo zeuren in die tijd.

Mijn opoe was een alleskunner. Haar handen stonden niet verkeerd hoor.  Inmaken van eigen groente was een hele klus vroeger. Het voeren van het vee etc. Ze was zelf ook zo opgegroeid. Ze heeft ons wel eens verteld dat ze als jong meisje ook heel hard en lang moest werken.

Ja, dat was in die tijd zo. Het werken in de textiel werd in die tijd heel slecht betaald. En werkdagen van 12 uur of meer waren heel gewoon.

Maar terug naar mijn opoe. Kleine wasjes, zoals theedoeken, handdoeken, schapenwollen sokken en dergelijke, hing ze altijd  naast het huis op het hek.

Op een dag kreeg Opoe bezoek van een marskramer. Nou had Opoe eigenlijk helemaal niets op met dat soort volk wat langs de deur liep te leuren. Ze zei dan ook tegen de man dat hij beter kon gaan werken in de fabriek, of zo. Dat moeten onze mannen ook.

De marskramer zei toen dat zijn handen verkeerd stonden. Hij stak daarbij zijn handen uit, waarbij hij van ene hand de palm naar boven hield, en de andere de palm naar beneden.

Nou, dat had hij beter niet kunnen doen. Opoe’ s ogen schoten vuur. ”Van mien erf of smerige luilak da’ j bint. Maak da ‘j  weg kump. Verruit, of ik gooi joe d’ r of”. En meteen maakte ze aanstalten om dat ook te doen.

De marskramer koos dan ook ijlings het hazenpad.

Even later liep Opoe nog in haar zelf te mopperen, tot dat Tante Bertha helemaal overstuur thuis kwam.

“Mo, Mo, den marskramer hef an de ziedkaant van ’t huus joe’ n sokk’ n van ’t hek stool’ n”.

“Wat! schreeuw’ n Opoe. Wat zeg ie mie daor? Waor is den keal”? En weg vloog ze.

Bij Boerrichter op het erf kreeg ze hem te pakken. Griste hem de natte sokken uit de hand. En sloeg hem daarmee links en rechts om de oren.

“Hier lilleke luilak! Hier pak an! Daor staat joe’ n hand’ n nie verkeerd veur, nou! Wocht mar is, dan zal ik joe is leer’ n wat wark’ n is! Hier pak an”!

En klets, klats, pats ging het om de oren van de marskramer.

Die kon zich op een gegeven moment, zij het ternauwernood, in veiligheid stellen, door hals over kop weg te vluchten.

“Zo, zei Opoe tegen de anderen, dee hef zien verdiende loon. Nee, nee, dat hef he nog nie. He hef nog nie genog had. Ik had hem in de sloot mott’ n gooi’ n. Waor is den keal”?

En met de natte sokken in de hand rende ze de zandweg op. Maar helemaal in de verte op de zandweg zag ze richting Glanerbrug, nog een beweeglijk stipje, dat al snel kleiner en kleiner werd.

Reken maar dat dit gebeuren de ronde heeft gedaan in de Beekhoek.

 

Ome Klaas Bunskoek.

 *te Ambt Hardenberg  15 - 10 - 1874 -  †  09 - 1957 te Enschede.

Hij heeft de beroepen uitgeoefend van fabrieksarbeider en barbier.

 

 

Ome Klaas, een broer van mijn opa Egbert Bunskoek in Beekhoek, was een heel lief mannetje. Hij was klein van stuk, en broodmager. Hij liep altijd, en altijd met zijn handen in de zakken van zijn grijze visgraat driekwart jekker. Hij liep altijd een tikkeltje gebogen. Soms, als hij zijn jekker niet aan had, bijvoorbeeld met heel warm weer, had hij zijn handen op de rug.

Hij had altijd een grijze pet op. Maar als het heel warm was niet. Hij was, net zoals Opa, kaal bovenop. Hij had een visgraat grijze broek aan, maar ook wel eens een effen. Soms had hij ook wel eens een bruine manchesterbroek aan. En schoenen die hem wel een maat te groot leken. Trouwens de kleren leken hem allemaal wel een maatje te groot. Dat kwam natuurlijk omdat hij maar een klein mager mannetje was. Maar ze waren wel altijd schoon en heel. We kunnen ons niet herinneren dat we hem ooit op de fiets hebben gezien. Misschien kon hij wel niet fietsen. En, ach, in die tijd liepen de mensen ook heel veel.

Ome Klaas woonde in de Broekheenseweg no 11 in Glanerbrug. Hij was getrouwd met Fokje Brouwer.

Op no 1 woonde in die tijd zijn dochter Aaltje Smit – Bunskoek. Zij was getrouwd met Berend Smit. Berend repareerde vaak horloges, herinner ik mij.

Zij hadden een dochtertje Ada Smit. Ada was ook klein van stuk, maar enorm lenig.

Terug naar ome Klaas.

Ome Klaas zei niet veel. Het was een zwijgzaam figuurtje. Zijn stem was een beetje hees. En het was net of hij een kikker in de keel had. Kortom: Eentje die je voor altijd in je hart sluit.

Een lief klein verlegen mannetje. Totdat, ja totdat.

 

Opoe vertelde het een keer toen ze met Opa bij ons op visite was. Ze waren naar een bruiloft geweest.

Ome Klaas was er ook op het feest.

Nu waren die Twentse bruiloften van vroeger altijd best gezellig. Vaste ingrediënten waren altijd het wals boeket en de polonaise. Maar ook een ander onderdeel was er altijd bij. Namelijk het: driemaal drie is negen ieder zingt zijn eigen lied, drie maal drie is negen en……..zingt zijn lied. Zo kreeg iedereen een beurt, en werd het door hem of haar ingezette lied door de groep uit volle borst meegezongen. Opoe vertelde het in geuren en kleuren dat iedereen behoorlijk mee deed. Alle bekende liedjes uit die tijd werden uit volle borst meegezongen. Het waren liedjes zoals: Mariandel, Rozen zo rood, De appeltjes van oranje, En op de sluizen van IJmuiden.

Totdat Ome Klaas aan de beurt was. Alle ogen waren gericht op Ome Klaas, dat kleine magere verlegen mannetje.

 

Ome Klaas ging staan. Kuchte een paar keer verlegen. Stond strak in de houding, zodat hij nog wat groter leek, opende zijn wat ingevallen mondje, en zong heel plechtig met de hese kikker in de keelstem; “Aan den oever van den snellen vliet, zag ik daar één meisjen staan”.

Al hoewel het een heel erg oud liedje was konden sommigen het toch, zij het heel zacht, wel meezingen, of neuriën.

Die Ome Klaas. Ja, als ze alle liedjes al bijna hebben gezongen, dan blijft er niet zoveel meer over toch. Dan moet je het verleden wel induiken, toch?

Het liedje beluisteren? Klik op: https://www.youtube.com/watch?v=oN1xrfIgGVY 

Of ome Klaas het hele liedje heeft gezongen weet ik niet. Want het duurt wel een minuut of drie.

Klaas Bunskoek en Fokje Brouwer hadden een groot gezin.

De namen van de kinderen waren: Niesje, Janna, Inke, Imme Hielke, Klaasje Klara, Dirk Ielke Jimme, Aaltje, Egberten, Inke. De eerste Inke was op jonge leeftijd overleden.

 

Meer liedjes uit die tijd. https://www.youtube.com/results?search_query=nederlandse+liedjes+uit+de+jaren+dertig 

 

 

Meer over de Bunskoeken op: http://www.bunskoeke.nl/stamboom/ 

 

We blijven nog even aan de Broekheenseweg.

Antje van der Schaaf woonde daar ook. Op 21 - 02 - 1952 stond in het Vrije Volk onderstaande advertentie. Antje zat vanaf de derde klas bij mij in de klas. Dat was bij juffrouw van der Vlugt Croese.

Antje helemaal links vooraan op de foto. Ik zelf, de langste van de klas,  sta recht op de foto met de arm om de schouder van Piet de Vries.

Hoe zou het nu met Antje zijn?

Ik wil het graag weten.

 

 

 

Antje zit hier links vooraan op de foto.

 

Brutaal?

We hebben het over de jaren 20 van de 20e eeuw. De Bunskoeken uit de Beekhoek bij Glanerbrug waren harde werkers. Mijn Opa was hoofdbaas bij de spinnerij Eilermark, even over de grens. Mijn moeder Masje Bunskoek, heeft wel eens verteld dat er wel eens een film was gemaakt van Opa, terwijl hij aan het werk was. Hieronder een foto uit de film.

 

Egbert Bunskoek.

 

Opa schijnt wel een hele goeie baas te zijn geweest. Zijn mensen behoefden over het algemeen niet hard te werken. Ze hadden wel eens eventjes de tijd om uit te rusten, of eventjes te gaan zitten.

Toen de directeur dat zag, ging hij naar Opa toe en zei tegen hem dat zoiets niet mocht. En dat hij maar wat aan de machines moest veranderen, zodat het wat slechter ging lopen. Dat was eigenlijk wel dom van die directeur want dan kreeg je wel een slechtere kwaliteit van garen. Terwijl Opa er van uit ging dat er goede kwaliteit moest worden geleverd. Maar een arbeider die eventjes kon gaan zitten? Nee dat kon echt niet. Er was een standsverschil.

Mijn moeder heeft wel eens verteld dat zij in de spoelerij ook heel hard moest werken. “Ik was als jong meisje wel eens zo moe, dat ik in de schafttijd in een pijpenkist kroop, en dan prompt in slaap viel. Werkdagen van tien à twaalf uur waren heel normaal in die tijd. Mijn moeder had al een paar keer om loonsverhoging gevraagd aan haar baas, die luisterde naar de naam Schuurman. Maar steeds kreeg ze er maar niets bij. Op een keer ging ze weer naar Schuurman toe om te vragen wanneer de loonsverhoging er bij kwam. Schuurman antwoordde: “Ik heb oe dr nog zoveule bie edaon”. Waarop Ma zei: “Wat zol ie dan een leuge portemoneje hem’ m”. Het Twijnbaasje, wat op dat moment ook in het kantoortje zat, schoot behoorlijk in de lach om de opmerking van zo’ n klein schriel meisje. Hij lachte zo erg dat hij zijn buik erbij moest vasthouden. O, o, wat had dat mannetje een lol. Schuurman niet. Nee, die heeft het wel aan Opa verteld. s’ Avonds kon Ma de lol wel op. Schuurman had natuurlijk verteld dat ze hondsbrutaal was geweest. Ja, zo ging dat in die dagen.

 

Het overgrote deel van de Glanerbrugse bevolking werkte in de textielindustrie. Daarover is een boek van te schrijven. Iemand die dat heel treffend in beeld heeft gebracht is de bekende Utrechtse schilder Bart van der Leck. Hij heeft een schilderij gemaakt in 1908 naar aanleiding van het uitgaan van een textielfabriek. Diep was hij geschokt door het trieste beeld daarvan. Het deed hem denken van het arme slavenvolk dat verbleef in het paradijs van de rijken.Hij heeft dat geschetst in Glanerbrug en daarna uitgewerkt. Het hangt mogelijk in het museum van Boymans - van Beuningen.

 

Glanerbrugschilderij.JPG

Zie ook op: Twentse dorpen en stadjes. | Hennepe.jouwweb.nl 

 

Woensdag avond, komavond.

Mas moet breien.

De tijd dat mijn vader Hannes van de Haar en mijn moeder Masje Bunskoek  verkering met elkaar kregen was aangebroken. Dat zal rond 1928 - 1929 zijn geweest.

Nu was Hannes niet direct de ideale keuze van Opa en Opoe. En dat werd aan Masje  dan ook direct duidelijk gemaakt. Maatschappelijk een beetje hoger was dan ook een vereiste. Een soort ongeschreven wet. Bovendien betekende, als een kind verkering kreeg, minder inkomsten in het gezin.

Het standpunt van Opa en Opoe was dus overduidelijk. Maar ook dat van Masje.

“Ik hol van hem, en daormet uut”, zei ze.

 

Hannes zei op een gegeven moment tegen Masje: “Woensdagaomd is kom aomd. Dus dan kom ik”.

Masje verschoot van kleur en zei: Dat zo’k maar nie doo Hannes, want mie Va en Mo bint d’ r faliekant op teg’n dat wie verkering hebt”.

“Daor hek niks met te mak’n”, zei Hannes, “ik kom”.

En op de bewuste woensdagavond stapte hij binnen.

“Wat mot ie hier”, zei Opoe tegen Hannes.

“Het is kom aomd, ik kom veur Mas”, was het antwoordt.

“Mas mot brei’n, Mas hef gin tied”, zei Opoe terwijl ze zich, met haar handen op haar heupen, frontaal naar Hannes had gewend.

“Mas kan ok wa brei’n as ik dr bie zit”, kaatste Hannes terug terwijl hij er bij ging zitten.

Niesje, haar zus en Masje, die allebei zaten te breien, zullen die avond best wat steekjes hebben laten vallen. En Opoe? Die was met stomheid geslagen. En dat gebeurde niet gauw.

Maar ja, Hannes deed in die tijd ook veel aan sport, en ook aan krachtsport. Hij zag er ook behoorlijk sterk en lenig uit. Deed veel aan gewichtheffen en trekveren. Liep wel eens twee keer op een dag van Glanerbrug naar Enschede en weer terug. Hij kon de reuzenzwaai maken aan de rekstok op de uitvoering van de gymn. Op de fabriek was hij spinner op de zelffactors. Hij was topspinner, en had een paar aanlappers onder zich. Later was hij leidinggevend monteur op de grote en de kleine Stoom, textielfabrieken van ter Kuile aan de Tubantiasingel in Enschede. Hannes was een hele goeie keus van Masje. Masje was al voor het trouwen de deur uit.

Zeer mogelijk is dat wel in de hand gewerkt. Ruzie dus.  Want op een gegeven moment woonde ze in de Ekersdwarsweg no 35 in de voorkamer van het echtpaar Grietjes. Ekersdwarsweg is mogelijk later veranderd in de Pannekoekenweg. Hannes in de van Kolstraat 43. Dat werd later de Willem Barendsstraat. 

En Masje was later een hard werkende huisvrouw. Haar handen stonden niet verkeerd. Ze was een goede moeder voor haar gezin. Helaas is ze maar 50 jaar geworden. Met haar ouders is het wel weer goed gekomen. 

Die goede oude tijd, was die wel zo goed?

Maar dergelijke zaken komen ook nu nog steeds voor. Het mensdom veranderd niet hoor. Daar moet wel wat meer voor gebeuren.

 

 

Klederdracht in Glanerbrug? Mooi niet !

Mijn oom Gerhard en tante Niesje Nijhof - Bunskoek hebben voor de oorlog een tijdje in Rotterdam gewoond.

Mijn moeder is daar een keer een paar dagen op bezoek geweest. Ze nam mijn oudere zus Cobie mee. Tante Nies had dat al dagen er voor in de buurt rondverteld dat haar zus uit Twentse dorpje Glanerbrug met haar dochtertje een paar dagen zou komen logeren.

Nou dat was wat. De hele buurt wachtte dan ook in spanning af. Want ja, dat was natuurlijk wel een bezienswaardigheid zo’ n plattelandsvrouw uit zo’ n veraf gelegen boerendorp bij de Duitse grens. Die liep natuurlijk nog in klederdracht. En dat kleine meisje natuurlijk ook. Er werd behoorlijk over geroezemoesd in die buurt van het sterk geïndustrialiseerde Rotterdam. O o ze konden haast niet wachten tot het moment gekomen was. Eindelijk kwam de bus op de bestemde tijd aan.

Maar hun mond viel open van verbazing toen daar een helemaal bij de tijd geklede dame met een idem gekleed meisje met haar mee huppelde. Helemaal volgens de laatste mode van die tijd.

Mooie foto’ s zijn daar gemaakt van de beide zussen en neefje Gerrit en Cobie, door mijn vader met zijn voor de buik camera. Dat mijn vader er was betekende dat hij hun weer ophaalde voor de reis terug naar het rustige Glanerbrug aan de Duitse grens. Vandaar ook de mooie foto’ s.

 

 

Links mijn moeder Masje van de Haar - Bunskoek met op haar schoot de kleine Gerrit Nijhof. Recht mijn tante Niesje Nijhof - Bunskoek met mijn zus Cobie. 

 

Ons Bertie en de lekkere boterham met spek.

Een waar gebeurd verhaal van Egbert van de Haar.

 

 

 

Ook in de Schipholtstraat kwam er, op 27 november 1943, weer een wereldburger bij. En wat voor één. Een wolk van een jongen. Albertus van de Haar kreeg hij als naam mee. De vader, van Pa zijn kant was vernoemd. Er was dus weer een Albertus van de Haar. Want de vader van Pa was al lang overleden.

Onze kleine Albertus werd Bertie genoemd.

 

Opa en Opoe Bunskoek uit de Beekhoek kwamen regelmatig op bezoek. Met mate werd er dan een borreltje geschonken. Nu had onze kleine bengel al gauw in de gaten dat er in dat glaasje iets lekkers zat. Weet je hoe dat kwam? Opa had hem wel eens van de suiker laten proeven. En dat beviel onze vrolijke vriend best. Hij danste dan van plezier op Opa’ s knie. Maar na een aantal lepeltjes suiker werd het dansen beduidend minder, en de bewegingen wat minder gecontroleerd.

“Now kan he straks good slaop’ n”, zei Opa dan.

Het duurde dan ook niet lang of de kleine bengel sliep als een bellefleur. Maar of alcohol nou zo goed is op die jonge leeftijd betwijfelen wij ten zeerste. Ons Bertie heeft er gelukkig geen nadelige gevolgen van ondervonden.

Of de alcohol nog een aantal jaren heeft nagewerkt, dat weten we niet. Maar wat we wel weten is, dat het wel een lekker actief, vrolijk en ondeugend ventje was. Want stilzitten in de kinderstoel was er niet bij. En hij deinsde er ook niet voor terug om een bord met Brinta om te keren boven zijn hoofd. Een van de grootste krachttoeren kwam altijd vlak voor het naar  bed gaan. Onze vriend moest dan altijd, zittend vanaf de vloer aan Pa z’ n hand, bij Pa op de schouders springen. De hele familie moest dat altijd zien. Ook Opa en Opoe, als die er waren. Onze kleuter glom dan van trots als de oudjes er voor in de handen klapten. Vooral Opa kon daar heel erg van genieten. Die had daar heel veel schik om. Totdat, ja totdat er door onze gymnasiast een keer te hoog werd gesprongen. Juist, tegen de houten zolder aan. Afgelopen was het met de lol. Nou, afgelopen niet. Maar onze vriend ging een jaar of wat later wel over op een andere tactiek. Welke? Fietsen van af Dikke Toon over de spoorbielzen van het goederenspoor naar Opa en Opoe. Dat was nou echt van: kedeng, kedeng, kedeng. Jonge, jonge, wat was dat fietsje sterk, zeg. Later toen het fietsje te klein werd, want oons Bertie werd wat meer oons Bert, toen is het fietsje verkocht aan een jongen in de buurt. En dat jongetje reed er een hele bumper van een auto mee in elkaar. Het fietsje mankeerde niets. Het was wel wat gewend natuurlijk.

Bertie was vaak in de Beekhoek te vinden. Opoe had zulke lekkere boterhammen.

Ome Kees was wel eens jaloers dat  Bertie altijd een boterham ging eten bij Opa en Opoe.

‘Ie kunt van mie wal een plak stoet krieg’ n mien jong. Ie hoeft toch nie helemaol naor Opa en Opoe te gaon. Waorom wil ie dat nooit. Ik heb het oe al zo vaak vraogt”.

“Nee, zee ons Berteke, bie Opoe is het veul lekkerder”. Dus gaf Ome Kees de moed maar op, en vroeg het maar niet meer aan Bert.

Tot, op een keer onze vriend iets had ontdekt.

Het was mooi weer. Ome Kees was druk aan het werk op het land. Bert, was al de hele middag bij Ome Kees en Tante Jans aan het spelen. Daar krijg je natuurlijk wel een razende honger van. Om met een razende honger honderd meter verderop naar Opoe te lopen leek hem maar niks.

En bovendien had hij, en dat was nog wel het belangrijkste, had hij daar bij Ome Kees en Tante Jans in huis wat gezien! Jonge, jonge, nee maar dat was wat. De kleine kleuter+  likte zich al om de mond. Luister maar eens mee.

“Ome Kees”.

“Ja, wat is der”?

“Ome Kees,? Mag ik oe wat vraog’ n, Ome Kees”?

“Jawel jong”, zei Ome Kees onder het spitten door.

“Ome Kees, mag ik van joe een plak stoet, Ome Kees”?

“W… w… wat zeg ie mie daor mien jong? Wol ie een plak stoet van mie hem’ m? Maar natuurlijk kan dat jong. Kom op , dan krieg ie een plak stoet van mie”, zei Ome Kees. En met een forse spit zette hij de schop in de grond.

“Kom op mien jong, geef mie een hand, ie kriegt van mie ’ n plak stoet”. En met grote passen beende  Ome Kees, met de kleine jongen op een drafje naast hem, richting huis.

Binnen gekomen, pakte Ome Kees een brood, sneed er een flinke plak af, smeerde er een flinke laag boter op, en zei: “Wat mot d’ r op, mien jong”?

“Datte, Ome Kees, datte, wat daor aan de zolder hangt, Ome Kees! Dat wol ik d’ r graag op hemm. Dat daor, van ’t vark’ n”.

“Maar dat is spek, lus ie dat wa”?

“Jawa, Ome Kees, dat lus ik heel graag. Dat vind ik heel lekker”.

“Goed jong, ie kriegt van mie een paar lekkere dikke plakk’ n spek op oen plak stoet.

Hij pakte een stoel, klom er op, en pikte een groot stuk spek van de zolder. Sneed er een paar flinke plakken af. En legde dat op de boterham.

“Hier, mien jong, eet dat maar lekker op”.

En de kleine Bert? Die dee zien eugkes dicht, en zei: “Hhhhmmmm, wat is dat lekker keal”!!

En Ome Kees? Die dee ok zien eugkes efkes dicht, glimlachte, en had op dat moment het geveul dat hij heel efkes de gelukkigste mens op de hele wereld was.

Dit verhaal is de gehele familie door gegaan.

     --------------------------------------------------------                         

HET  VARKENTJE  WORDT  GESLACHT.

Een waar gebeurd verhaal van Egbert van de Haar.

 

Detail van een schilderij "geslacht varken op een ladder,"  van Isaac van Ostaden.

 

Een varken houden dat mocht maar niet zo, vlak na de oorlog. Daar moest je een vergunning voor hebben. Maar Pa en Ma durfden het toch wel aan. Dus hadden wij op een gegeven moment een varken in de schuur. Het moest wel geheim blijven. Maar dat viel niet mee, want als hij de zinken emmer hoorde dan begon hij te gillen en te schreeuwen alsof hij uitgehongerd was. De hele buurt wist dan ook van zijn aanwezigheid.

Het was dan ook zaak dat hij zo snel mogelijk werd vet gemest.

Net op een moment dat hij zo’ n 180 pond woog, gingen er geruchten in de buurt rond dat de politie binnenkort zou komen. Ma had dat opgevangen in de buurt. Toen Pa s’ avonds thuis kwam uit de fabriek heeft ze het hem verteld.

“Dan geet hee d’ r vanaomd an”, zei hij.

s’ Avonds, na het eten werd, onze buurman Evert Postma, er bij gehaald.

Met zijn tweeën togen ze naar het varkenshok. Pa met een grote scherpe bijl. Maar het beest voelde schijnbaar aan dat er wat ging gebeuren, en ging op z’ n achterwerk zitten achter in het hok. Hij stak daarbij zijn neus omhoog, en begon te gillen.

Pa kon er dus niet bij met de bijl om hem in de nek te slaan. Gelukkig wist Evert raad. Hij zette het varken de zinken emmer, waar het beest zo vaak om had geschreeuwd op z’ n neus. Het beest ging toen met z’ n kop voorover om de emmer er af te gooien. Toen suisde de scherpe aks door de lucht en was de strijd gestreden.

Opa en Opoe waren intussen ook al door Ma gewaarschuwd. Die kwamen zo snel mogelijk lopend, in het half donker, vanuit de Beekhoek.

Opa heeft samen met Pa het varken verder geslacht. Alles ging in een rap tempo. Het vlees werd in geweckt.  Opa gebruikte de darmen om er metworst van te maken. Hij had daar een speciaal molentje voor.

Opoe maakte samen met Ma de bakleverworst en de bakbloedworst. Ma had van stukken stof builtjes gemaakt. Buulekesbrood noemden ze dat ook wel. De balkenbrij werd gemaakt. Het spek  gezouten. Opa en Opoe verstonden hun taak wel. Alles ging in een koortsachtig tempo bij ons in de keuken en washok.

 

Een paar dagen later kwam er een politieagent aan de deur. Of wij een varken hadden?

Pa zei, kom maar even binnen, en ga maar mee naar boven. Pa liet hem het geslachte zien en zei tegen de agent: “Kies maar wat uit dan krijg je wat mee”.

De agent ging later weer naar huis, mogelijk met een jas die wat strakker zat dan toen hij kwam.

Op het bureau werd gerapporteerd: “Niets aan de hand”.

Politieagenten hadden het, na de oorlog al even slecht als iedereen.

-----------------------------------------

OPA  EN  HET  STOMME  SCHAOP.

Een echt gebeurd verhaal van Egbert van de Haar.

 

Het was op een zondag dat vrijwel de gehele familie weer in de Beekhoek was.

Nu had het de dagen ervoor behoorlijk geregend. Er stonden best wat waterplassen in de weilanden.

We hadden met z’ n allen het eten op. Opoe ging met de dochter(s) en schoondochter(s) aan de afwas.

En Opa ging met de zoon(s) en schoonzoon(s) naar de schapen kijken. Die liepen aan de andere kant van de weg in de wei. Dat weitje lag tussen het land van Ome Kees en de wei van boer Saris.

Nu waren er behoorlijk wat plassen in de wei waarin wij liepen.

Pa van de Haar was er ook bij met de kleine Egbert.

“Pas op jongs da wie gin natte veut krieg’ n . Kiek good uut waor a’ j loopt. Ie hebt zo een paar natte veut. En dreuge sokk’ n hebt wie nie bi’ j oons”.

Met dergelijke gezegdes waarschuwden wij elkaar. Ook Opa.

 

“Now Va, de schaop’ n zeet d’r wal good uut heur. D’ r zit a mooi wat wol op. Daor kan Mo bes nen paar mooie bostrokk’ n van brein’ n”.

“Jao, zei Opa, dat dach’ n wie ok a wa. Eh, eh,… Hej daor, stom schaop. Blief ie is bi’ j de groep. Verruit dee kant oet. Het is hier veuls te nat”. En Opa wilde met zijn hand het schaap de andere kant op duwen. Maar het schaap schrok van de onverwachte beweging van de hand van Opa. Het maakte een soort bokkensprong richting Opa. Deze, op zijn beurt, verloor zijn evenwicht. Gleed onderuit, en kwam languit op zijn achterwerk in een plas water terecht. Het water spatte alle kanten op.

We schoten allemaal in de lach. De ouderen konden zich echter behoorlijk goed houden. Alleen de kleine Egbert niet. Die stond met z’ n volle maansgezicht frontaal naar Opa te lachen.

Pa zei tegen de kleine jong: Höl oen gezicht. Nie lach’ n. Verruit stil wee”.

Maar de jongen kon maar niet bedaren. Hij had het niet meer.

Verruit jong höl oen snuut op mekaar, zei Pa. Aanders doo’ k oe wat. Verruit gao achter mi’ j staon”.

De kleine jongen kroop gauw achter Pa. Stopte zijn vuistjes in zijn mond. Maar het lukte hem niet om stil te zijn. Want als hij van achter Pa naar Opa keek, die net overeind werd geholpen. En toen diens natte broek zag. Ja, dan.…… . En verder denkend dat Pa zijn dreigement wel eens kon uitvoeren, door hem mogelijk wel n’ n voss’ n grüs  in de mond te stopp’ n, maakte hij dat hij weg kwam.

Met een vaartje rende hij naar huis, vloog met een wilde gang de keuken in, waar op dat moment een behoorlijk gekwebbel te horen was. Maar de enorme lachsalvo van de jongen overstemde het  gekakel van de dames op een zodanige wijze dat ze allemaal stil werden.

Op dat moment riep de kleine vent luidkeels, met alle remmen los: “Opa is met zien kont in het water vall’ n. Hee is klieder kledder nat”.

Op dat moment, toen men dat hoorde, steeg er een enorm gelach op in de keuken. Opoe had wel de meeste lol. Maar direct daarop zei ze: “Stil jongs, daor kump Va an. Stille wee”. De kleine Egbert stond bij mama achter de jurk, mogelijk met een tip van de jurk in de mond.

Opa kwam binnen en zei. “Dat stomme schaop ok. Ik bin helemaol nat”.

“Oh, riepen ze allemaal in koor. Oh Va, wat erg”. En Opoe zei. Kom maar gauw Va, dan za’ k oe schone kleer’ n geev’ n”.

En de rest van de Tantes stond of met de theedoek voor de mond, of met een half afgewend gezicht.

En onsze Egbert is maar naar buiten gegaan. Want good höl’ n was der veurlopig nog niet bi’ j.

_____________________________________________

 

OOOPOEOE!!!  DER  IS  GIN  PAPIER.  OOOPOEOEOE!!!!

Een echt gebeurd verhaal van Egbert van de Haar.

 

 

Soms kom je als kleine jongen wel eens voor enorme moeilijke beslissingen te staan. Nog moeilijker wordt het als de grote mensen je ook nog de schuld geven dat je het niet goed hebt gedaan. Terwijl je voor je zelf gewetensvol te werk bent gegaan.

Wat was er gebeurd?

De kleine Egbert moest van Ma voor een boodschap naar Opa en Opoe in de Beekhoek.. Nu was dat best een heel eind lopen. Helemaal van de ene kant van Glanerbrug naar de andere kant. En dan nog een heel eind langs de zandweg. Nou was er onderweg wel van alles te zien. Dat scheelde nog wel. Op de Gronausestraat kwam af en toe wel eens een auto langs. Of de T.E.T.bus met er bovenop de imperiaal vol met bagage. En in de Kerkstraat de spoorbomen als die dicht gingen. En als er dan net een trein met een stoomlocomotief langs ging. Allemaal dingen waar onze jongeman best wel de tijd voor nam. De reis duurde daardoor best wel lang. Maar gaandeweg werd het toch wat stiller. En op de zandweg naar Opa en Opoe had je soms nog wel eens kans dat je er een verdwaalde boerenkar tegen kwam. Of een groepje paters van het St. Olafklooster. Toen onze vriend, na veel getreuzel dan eindelijk in de buurt van het klooster was, voelde hij ineens dat het tijd werd om bij Opa en Opoe te komen. Want er rommelde wat onder in zijn buik, en ook ietsjes lager. Dus maar gauw op een drafje, met af en toe de hand voor zijn achterwerk naar Opa en Opoe.

“Hallo Opoe, dit is van Ma veur jullie. Is Opa d’ r nie, Opoe”?

“Zo jong, bin ie daor? Nee, Opa is weg op de fiets”.

“Opoe ik gao eemkes naor ’t huuske heur”!

“Ja, dat is goed jong”.

De w.c. was in de stenen schuur. Gauw ging de kleine Egbert er naar toe. Ritste zijn bovenbroek naar beneden. Knoopte de achterklep van zijn lange witte hemd met onderbroek aan één stuk (van de Hark?) los, en schoof met zijn zitvlak op de w.c. die uitkwam op de aalput.

“He,he, net op tied”, zuchtte hij, terwijl hij maar net met zijn tenen op de grond kon komen.

Nou, de boodschap liep echt gesmeerd. Het duurde dan ook niet lang of het hele gebeuren was gebeurd.

“Maar wat was dat nou? Er was geen papier! Hoe kan dat nou? Opoe zorgde toch altijd dat er stukjes krantenpapier op de w.c. lag? En nou was er niets! Helemaal niets!

Dan Opoe maar eens geroepen. OPOE ! OPOE !

Maar niks. Opoe antwoordde niet. Nog maar eens harder geroepen. OPOE ! OPOE. Ik heb gin PAPIER !!.

Weer niets. Wacht, hoorde hij wat? Nee, dat was het gekrijs van de zwaluwen die aan het nestelen waren in de schuur. En verder het gestommel van het varken aan de andere kant van de muur. Die had het wel gemakkelijker, die hoefde Opoe niet te roepen om papier. Die liet het zo maar vallen.

Nog maar eens geroepen. “OOPOE !!! OOPOEOE” !!! Maar weer niets. Waarom heurt Opoe nou niks. Nog maar eens gewacht. Wat duurt dat lang. OOOPOEOE!! Weer niks.

Hoe lang zit hij hier nu al? Een kwartier? Een half uur? Weer hoort hij het gekrijs van de zwaluwen, en het geknor van het varken. Maar waarom geeft Opoe nou geen antwoord? Nog maar eens geroepen, en dan zo hard als hij maar kan.

“OOOPOEOE !!! OOOOPOEOEOE !!!! IK HEB GIN PAPIER. OOOOPOEOEOE”!!!! Weer niks. Ze zit natuurlijk in het spinkamertje. Wat nou? Hij kan zo niet van de w.c. afgaan en de klap van de onderbroek dicht doen. Dat kan niet. Dat is vies. En dan werd de onderbroek vies. En dan werd mama boos.

Wacht eens, weet je wat? Ja, dat is een goed idee. Met de zakdoek. Dat hij daar nou niet eerder aan heeft gedacht. Gauw de zakdoek uit de broekzak gepakt en het achterwerk gereinigd. Ziezo, dat is klaar. O, wat nou? Nou zit hij met een vieze zakdoek. Die kan zo niet in de broekzak. Nou dat weer. Hoe moet dat nou? Wat is dat nou moeilijk. O, wacht eens eventjes. Weet je wat? Die moet dan ook maar in de aalput. Eén twee hupsakè. Even later was onze vriend klaar.

Opoe was in de kamer voor het raam gaan zitten breien, onderwijl uitkijkend of Opa al thuis kwam. Vandaar ook dat ze het geroep van de jongen niet had gehoord.

 

“Zo, zei ze toen de kleine Egbert binnenkwam. Waor heb ie zo lange zeet’ n”?

“Op de plee Opoe”, was het antwoord.

‘Maar duur’n dat dan zo lang, jong , zei Opoe?  Dat hoeft toch nie. Mien dunk ie heb d’ r wel dree kwattier opezeet’ n ”.

“D’ r was gin papier Opoe”.

“Wat zeg ie, was d’ r gin papier? Dan har ie mott’ n roep’ n mien jong. Dan har ik oe wel papier bracht”.

‘Ik heb wa roep’ n Opoe. Mar ie heur’ n mie nie”.

“Dan heb ie nie hard genog roep’ n, jong, want dan had ik da wel heurd.

‘Ik heb keihad roep’ n Opoe. Echt keihad. Mar ie heur’ n mie nie”.

“Toch nie had genog, jong, ik bin wa old mar nog lange nie doof. En now heb ie joe nie ofveegt natuurlijk”.

Jawel, Opoe”.

“Waormet dan”?

“Met mien zakdoek, Opoe’.

“Wat, met joen zakdoek!! En waor heb ie die zakdoek da laot’ n?

“In de aalput Opoe”.

“Wat! In de aalput”? Hoe ku’ j dat now doo, die goeie zakdoek in de aalput? Och, och, och. Zeg dat mar nie teg’ n oen Mo. Waant die greujt het geld ok nie op de reuw. In de aalput. Och mien lieve tied nog an too. In de aalput. En heb ie now joen hand’ n al wassen”?

“Nog nie, Opoe”.

“Gao dan  joen hand’ n mar wassen bie de pomp in de keuk’ n”.

Even later zit onze vriend weer netjes in de kamer aan een glaasje limonade.

“Hier steet de tas jong, ik heb d’ r een maolke boontjes in daon. Hier he’ j een stukske kandijsuker veur onderweg. Doo joen Mo mar de groet’ n. In de aalput. Och, och, weg die dure zakdoek. Is ’t nie een schande, in de aalput!

Hoe het thuis is afgelopen met de kleine Ep, gaat buiten het bestek van dit verhaal.

Maar zei Calimiro later niet de wijze woorden: “Zo zijn grote mensen nou altijd. Want zij zijn groot en ik is klein, en dat niet eerlijk. O nee”.

____________________________

 

 

Telegraaf 9 - 8 1918..

Ik ben op zoek naar waar de Ekersdwarsweg was gelegen.

Nazaten van de heer J. T. Poepjes kunnen mij aan de hand archiefstukken in de familie meer vertellen.

Weet u meer stuur mij dan even een berichtje op: http://hennepe.jouwweb.nl/stuur-mij-een-bericht 

Ook de Historische Kring Glanerbrug is hier benieuwd naar.

Klik op:  Glanerbrugger Remmelt Vriesema al 50 jaar 'uitgeleend ... - Tubantia

 

De beide Eumkes (Oomkes) van mien Va.

 

Johannes Andriessen 10  oktober 1887 – 25 april 1949.

Jacob Andriessen 18 februari  - 25 februari 1960.

 

Och, het waren twee simpele figuren. Het waren twee broers van Jacobje ( Cobe) Andriessen. Ze kwamen oorspronkelijk uit het Friese Sint Jacobaparochie, gemeente Het Bildt. Dat was mijn opoe. Die noemden wij altijd kleine opoe. De moeder van mijn moeders kant was dikke opoe. Het verschil zat hem niet alleen in de in de lengte, maar ook in de omvang.  Als mien Mo zei: Gao es eem’n naor opoe, dan was onze vraag, naor kleine of dikke opoe. Meestal moesten wij naar dikke opoe. Die woonde in de Beekhoek. Kleine opoe woonde dichterbij, die woonde op het Ekersdijk no 35 in Glanerbrug.. 

Maar we gaan even terug naar de beide Eumkes van mijn vader. Het waren ome Hannes en ome Jakob Andriessen. Zij woonden aan de Rijksweg no 90 vlak bij de winkel van Heersche. Later kwam op de plek van hun huisje, meen ik, de manufacturenwinkel van Joh. Van Ommen. De eumkes het waren, zo schreef ik al, twee simpele figuren. Maar ook wel een beetje zonderling. Ze waren vrijgezel. Dat is niets bijzonders. Dat gebeurt wel meer. Vaak zijn dat ook de suikeroompjes. Maar dat waren ome Hannes en ome Jacob bepaald niet. Ze werkten allebei in de textiel. Ome Hannes was lang en mager, en grijs haar. Hij had vaak een druppel aan het puntje van zijn neus. Ome Jacob was klein van stuk. Hij had mooie krulletjes. Hij werd soms wel eens de kabouter in de familie genoemd. Allebei in donkere kleding van die tijd. Ome Jacob had altijd een grijze pet op. Op geregelde tijden werd de familie vereerd met een bezoekje. Zo kwamen ze ook bij ons in de Schipholtstraat 155. Soms brachten zij een brood mee. Dat zat ingepakt in een velletje wit papier. Ome Hannes had het dan onder de arm.

Ik was nog niet geboren. Mijn zus Cobie was nog klein. Allebeide Oomkes hadden een zwak voor dit kleine meisje. Ze hadden een leuk spelletje bedacht. Het Piep Boeh. Het decor waarachter verscholen werd was de tafelplant. Alleen werd het Piep Boeh werd door de beide Oomkes anders uitgesproken. Het was dus Pieieup Bah , Pieup Bah Pieup Bah. Mogelijk dat dit Fries was. Dit spelletje herhaalde zich tot vervelens toe. Tot vervelens toe ook voor mijn moeder. Vanwege het bezoek van de eumkes kon zij niet verder met haar werk. Immers het huishoudelijk werk bestond toen nog vooral uit handwerk. Alles moest met de hand gebeuren.

Ome Hannes en ome Jacob kwamen meestal circa een uur voor etenstijd. Dat tijdstip was niet zonder reden uitgekozen want ze  waren twee van de arme eumkes, toch?

En de familie dacht dat van het eten koken voor hen zelf zal ook wel niet veel terecht zou komen. Dus werden gauw een paar aardappelen opgezet. Een kropje slaat uit de tuin gehaald. Jus was er ook nog wel.

Nadat de beide eumkes de maaltijd naar binnen hadden gewerkt maakten ze al gauw aanstalten om te verstrekken.

Op een feestje in Overdinkel schepte ome Hannes zoveel op zijn bord dat er voor de anderen nauwelijks genoeg was. ‘Ik heb genoeg moet hij hebben geroepen.’

In de oorlog werd het verstrekken van de maaltijd wel wat minder. Vooral toen het pootgoed moeilijk te verkrijgen was. En het brood bestond voornamelijk  uit grijs brood, en het was vooral ook klein van afmeting . Een sneetje brood was toen circa a 7 centimeter in het vierkant

Toen kwamen de eumkes niet meer overdag, maar s ‘avonds. Zij wisten namelijk dat mijn vader tabak ( Amersfoortse )verbouwde. Na de surrogaatkoffie, haalde een van de beide eumkes de pijp voor de dag, onder de verzuchting van: ‘Het is toch wat, hest een piep hest geen tabak. Och, och, wat is toch wat.’

Mijn vader kreeg dan medelijden. ‘Hier hej wat tabak van mie. Kuj ja mooi oen piepke stopp’n .’ Even later dampten de eumkes er dan lustig op los.

‘Do hest goeie tabak. Hej is prima jong, zeiden ze dan. ‘

Nadat ze hun pijpje hadden leeg gerookt was het tijd om te vertrekken. Soms kregen ze nog een plukje tabak mee voor de volgende dag.

Mijn ouders vroegen zich wel eens af waarom één van de eumkes zo vaak in de binnenzak van zijn jas voelde. Later ging het praatje rond in de familie dat ze daar een lege sigarendoos in hadden waarin ze hun geld bewaarden. Het was gewikkeld met een tientallen meterslang snoer van garen. Het was en het bleef geheim, ondanks allerlei gissingen.

Wij, mijn zus Cobie en ik gingen op Nieuwjaarsdag altijd de ooms en tantes langs  in Glanerbrug om ze een Gelukkig Nieuwjaar te wensen. Overal kregen wij dan wat lekkernijen van uit die tijd. Zo togen wij ook naar de beide eumkes. Zij het met enige tegenzin. Gespreksstof was er eigenlijk niet. Ik denk wel eens dat zij in hun jeugd ook het kind zijn niet hebben gekend. Mogelijk dat ze al op jonge leeftijd mee moesten in het arbeidsproces. Het kind zijn hadden zij mogelijk niet beleefd. Daar zijn voorbeelden te over van uit die tijd. Kinderarbeid uit hun jeugd was nog heel normaal. Ondanks het verbod van kinderarbeid van minister van Houten uit 1874 dat kinderarbeid verbood tot twaalf jaar. Ik kan mij niet herinneren dat we van hen een paar centjes kregen. Misschien een koekje? Van de beide eumkes gingen wij naar tante Gijsje en ome Karst Kuit in de Olivier van Noortstraat. Tante Aal en ome Willem Hagels op het Ekersdijk 35 achter, en kleine opoe Jacobje van de – Haar -  Andriessen en tante Cornelia voor.  Op deze adressen kregen wij wel vaak wat. Maar veel zal dat ook niet zijn geweest gezien de tijd waarin wij leefden.

Toch herinner ik mij dat ik ooit wat van de eumkes heb gekregen. Met mijn vader toog ik op een zondagmorgen naar de beide eumkes. Waarvoor dat weet ik niet meer. Maar het feit was dat de beide eumkes nog maar net uit bed waren. Ome Jacob schoot nog gauw zijn streepjes blauwe overhemd aan en hees zich in zijn zwartgrijze broek. De bretels,( lichten), hingen nog naar beneden. Hij had zich nog niet gewassen toen hij tegen mij zei: “Eibert most een plak stoet? De beide eumkes noemden mij altijd Eibert. Hoewel ik gewoon Egbert heette. ‘Eibert most een plak stoet? ‘

Eh, nee ome Jacob ik heb vanmorg'n al een plak stoet had.’ Ik was er wat vies van want ome Jacob had zich nog niet gewassen. En de eumkes waren nou net niet al te schoon. Ik gruwde er van. 

‘Too, jong, neem maar een plak stoet,'                                                                               

 ‘Nee ome Jacob ik hoef gin plak stoet. ’                                                                 

 ‘Ja jong ik sni’j joe wel een plak stoet of. Het is goed veur di’ j . ‘                   

Of ik al protesteerde of niet, ome Jacob sneed een snee brood af, smeerde er wat boter op en duwde het in mijn hand. Ik zei nog wat verlegen van dankjewel, draaide mijn om naar mijn vader en zei dat ik even buiten ging spelen. Is goed jong zei mijn vader. Mogelijk begreep mijn vader wel waarom. Buiten gekomen kwam mijn maag bijna omhoog. Ik begon te kokhalzen. Naast het huis was een weilandje. En daar liep een hond. Dat was mijn redding. Ik heb de hele snee brood opgevoerd aan de hond. Die had waarschijnlijk de dag van zijn leven. Toen ik weer binnenkwam vroeg ome Jacob of de plak stoet  lekker was. Ik zei volmondig ‘Ja.’ Maar ik dacht 'Huh, om van te gruwen. '                                                 

Mijn vader werd een keer door de eumkes gevraagd om wat herstelwerkzaamheden te doen. Het was na de oorlog. Een raam wat niet goed sloot en de schuurdeur was ook wat mee. Na de reparatie kreeg hij een paar vooroorlogse sigaretten voor de moeite. Vreemd hoor. Mijn moeder heeft eens met een paar zusters van mijn vader het huis goed schoon gemaakt. Toen ze een kast opentrokken rolden er een paar vooroorlogse pakken beschuit naar hun oren. Vreemd.

Vreemd was ook toen het een keer ter sprake kwam waarom ze nooit een vrouw hadden gehad. Dat vonden ze wel heel jammer. Een van de eumkes vond dat zo erg dat hij uitriep: ‘Oh, oh, wat is het toch wat, we gaan nu met het zaad het graf in.’

Ome Hannes overleed op 25 april 1949. Wat de doodsoorzaak was weet ik niet. Wel dat wij een geel houten ledikant met dekens erfden. Mijn moeder heeft het allemaal wel even grondig gereinigd. Het ledikant was voor mij bestemd. Ik vond dat niet zo fijn.

               

Ome Jacob verhuisde naar de voorkamer. Achter kwamen andere mensen in. Wie dat waren weet ik niet. De achterbuurman vertelde dat ome Jacob  in die tijd veel in de Bijbel las. Ja, wat moest hij anders doen? Het was ook een stukje vereenzaming voor hem dat zijn broer Johannes er niet meer was. Maarin de Bijbel lezen is natuurlijk niet verkeerd.  Hij zal er wel van geleerd hebben.  Hij moest nu vaak alleen op pad. Met regelmaat ging hij weer op familiebezoek. Hij overleed op 25 februari 1960. Hij heeft zijn broer Johannes 11 jaar overleefd.

 

                    

De familie regelde de begrafenis. Ik herinnerde daar niet veel van. De begrafenis zelf heb ik niet meegemaakt. Of er nog een dominee is geweest die de begrafenis heeft geleid weet ik ook niet. Wel dat mijn vader een zeer oude Bijbel Nieuwe Testament uit 1851, geschreven in het oud Nederlands, heeft geërfd. Achterin stonden met potlood enige namen geschreven.

 Toch kwam er nog enige deining in de familie. Wat was er waar van dat geheimzinnige doosje in een van de binnenzakken van de eumkes? Er werden vragen aan elkaar gesteld wie er wat van af wist. Het gehele inventaris werd grondig uitgeplozen. Ik heb het van horen zeggen. Twee, voor mij onbekende familieleden, gingen zo ver dat ze een bezoek brachten aan de helderziende Croiset in Enschede. Die voorspelde dat het ergens begraven lag. De twee onbekende familieleden hebben toen de hele tuin achter het huis omgespit. Het resultaat was negatief. Er werd dus niets gevonden.

Wat was er waar van het doosje? Was er wel ooit een doosje geweest. Was het wel waar, of was het maar een vermoeden? Het geheim zal wel nooit bekend worden.  Wel hoop ik dat ik hiermee de beide eumkes Johannes en Jacob Andriessen toch een beetje onsterfelijk heb gemaakt. Twee stille figuren, van de laagste stand die in Glanerbrug stilletjes hun eigen weg gingen. Hun (geheimen?) meenemend in hun graf.

 

Egbert van de Haar.

                                                   

DE  ZIEKE  HANNES  NIJLAND.

 

Het volgende verhaal heeft Ome Kees Bunskoek een keer verteld bij ons thuis. Hoewel de Beekhoek bij Glanerbrug onder de gemeente Losser valt beschouwden wij het als een stukje dat, voor ons gevoel,  bij Glanerbrug hoorde.

Tegen over Ome Kees en Tante Jans woonde een boerenechtpaar zonder kinderen. Hannes en Hanna Nijland.

Hannes werkte hard. Hij was de hele dag in touw. Ze waren mogelijk de vijftig al ruim gepasseerd. Ja, ze liepen eerder al tegen de zestig.

Op een dag, Hannes had de gehele dag in de hete zon gewerkt, voelde hij zich niks lekker. Hij voelde zich wat koortsig, en lag al vroeg in bed.

De volgende dag was het nog slechter geworden. De koorts liep behoorlijk hoog op. Zo hoog dat Hannes wartaal begon uit te slaan. O.o. wat was die Hannes ziek. Zijn vrouw Hanna ging maar eens naar Knelis en Jans Bunskoek.

Ze zei. “Oh kom jullie is gauw met. Hannes is heel nie good. Hee duut zo raar. Hee haolt van alles deurmekaar”.

Ome Kees ging mee om te kijken wat er aan de hand was.

Toen hij Hannes zag zei hij. “Daor mot een dokter bi’ j kom’ m. Hee hef veuls te hoge koorts”.

 

Even later was de dokter er. Hij onderzocht Hannes helemaal. Hij zei wat Hannes mankeerde, en schreef een recept voor.

Hanna was echter helemaal de kluts kwijt. Ze had ook helemaal niet gehoord wat de dokter precies gezegd had wat Hannes mankeerde. Ome Kees echter wel.

Dank zij de goede medicijnen knapte Hannes gauw weer op.

Toen Hanna een dag of wat later weer even bij Ome Kees en Tante Jans kwam vroeg ze. “Nou weet ik nog steeds nie wat de dokter hef zegt wat mien Hannes mankeer’ n. Maar ik denke dat ik da wal weet. Ik deenk dat Hannes zo raar hef daon omdat wie gin keender hebt. Ik deenke dat Hannes keender wil hebb’ n. Daorumme hef hee zo rare daon. Of nie Knelis, ie bint een keal, ie veult dat misschien wel an. Zol dat nie zo wea dat Hannes keender wol hem’ m”?

Ome Kees en Tante Jans schoten allebei in de lach. Ome Kees zei: “Och Hanna weet ie wal wat joe’n Hannes hef mankeert? Hee hef gewoon een zunnesteek had!!”

 Aldus het verhaal van Ome Kees.

 

 

Bijzondere Rechtszaak pal op de grens tussen Nederland en Duitsland.

 

 

'

Had Glanerbrug vroeger een Rechtbank?

 

Had Glanerbrug vroeger een Rechtbank? Deze zin zal iedereen prikkelen als hij of zij die leest.

Was dat wel zo? Had dat aardige dorp aan de grens een Rechtbank?

Nou, nee het had geen Rechtbank. Toch werd er vlak na de oorlog wel recht gesproken. En wel door een echte Rechtbank. Dat was de Almelose Rechtbank. Deze Rechtbank moet er van hebben gedacht: Als de getuige niet tot de Rechtbank komt, of kan komen dan komt de Rechtbank wel richting getuige.

Daarvoor hadden ze wel de toga aan de kapstok gehangen.    

Het Dagblad Trouw berichtte daarover.

Terechtzitting aan de grens te Glanerbrug, staat er boven het artikel.

 

 

 De Rechtsbank.

                

               Verdachte O. Geboeid.                         Verdachte O en Voerman kijken elkaar recht in de ogen.

Een zekere A. Th. Van O uit Lonneker stond terecht vanwege dat hij er van werd beschuldigd een Duitse Commies te hebben neergeschoten. Maar O. bleef steevast ontkennen dat hij dat niet had gedaan. Als getuige tegen van O trad op de bekende Enschedese S.S. er J. J. Voerman. Joachim Vorman. Engeland had al, zonder succes, om zijn uitlevering gevraagd. Een medegetuige van Voerman was een commies Max Schwabe. Hoewel hij gewond was geweest was hij weer hersteld. Voerman richtte brutaal allerlei verwensingen en dreigementen richting van O. De Duitse douane beambte, die het eerst werd gehoord gaf een beeld van de nachtelijke gebeurtenissen.Tijdens het verhoor stonden de leden van de rechtbank op het Nederlands grondgebied. Tussen de beide palen in stond de tafel. Deze diende als zogenaamde brug. Aan de andere kant stond de S. S. er  Voerman.              

                                                                                                                                                                    

Jopie Voerman.

 

Na dit verhoor gingen de leden van de rechtbank naar de plaats van delict in Overdinkel om alles in ogenschouw te nemen.

Daarna werd er in geïmproviseerde rechtszaal in het douanegebouw te Glanerbrug het vonnis uitgesproken. Van O. werd veroordeeld tot van zes jaar gevangenisstraf.

 

Echter het Twentsch dagblad Tubantia berichtte op 29 – 11 – 1947 dat O, uit Lonneker in hoger beroep was gegaan.

Het Arnhemse Hof zal daarom op 8 januari 1947 ook een grenszitting gaan houden in Glanerbrug.

O. werd er van beschuldigd in de nacht van 8 op 9 mei de Duitse commies Max Schwabe door schoten in de borst en rechterbeen ernstig te hebben verwond.

Jopie Voerman die getuige was voor Schwabe zou vlak voor de bevrijding Nederland zijn ontvlucht omdat hij vreesde te worden gearresteerd.

De grenszitting van het Arnhemsche Hof pakte in het voordeel van O (( Theo van Oosterwijk) goed uit.

De Verdediger van O. Mr. G. J. Sybrandy te Almelo deed op deze zitting enige belangrijke mededelingen. Om een lang verhaal kort te maken bleek uit de woorden van Mr. G. J. Sybrandy dat hij gesproken had met een 35 jarige Duitse onderwijzer die beweerde hij in een café in Gronau met Voerman had gesproken. De Duitser beschikte over identiteitspapieren die hem waren verstrekt door de illegaliteit te Enschede. Hij had de taak om contact op te nemen met verschillende Nederlandse S S ers die in Duitsland verbleven. Hij had ook contact gehad met Jopie Voerman in een Gronau’ s café. Voerman had toen tegenover hem verklaard alles van A. tot Z. gelogen te hebben tegenover de Rechtsbank. Hij had dit gedaan omdat O. hem in de oorlog een paar keer een pak slaag had gegeven.

Op 30 maart 1948 meld het Algemeen Dagblad dat het Hof te Arnhem een vervroegde uitspraak deed en sprak Theo van Oosterwijk vrij. Van Oosterwijk had tien maanden in voorarrest gezeten.

 

Wie er dan wel Max Schwabe heeft verwond is voor mij nog een raadsel. Jopie Voerman zelf? De krantenberichten zwijgen daarover.

Ik vond deze uitgebreide verslagen https://www.delpher.nl/nl/kranten

Vul hier boven in: rechtsbank grens Glanerbrug in en klik op zoeken.

Ook op de onderstaande link staat een artikel. Wel even naar beneden scrollen.

Trouw 12 – 09 – 1947.

Het Parool 09 – 01 – 1948.

Twentsch Dagblad Tubantia Enschedese Courant. 29 – 11 – 47.

Algemeen Handelsblad 30 – 03 -1948.

De Tijd godsdienstig staatsblad. 23 - 10 – 1948.

http://lo-lkp.nl/images/pdf/DeZwerver/1947/De%20Zwerver-1947-okt.pdf

 

 Nieuw.

Froukjes Modestoffen uit Glanerbrug.

Een kwieke oude jongedame van ver in de tachtig stopt met werken. 

https://www.youtube.com/watch?v=SQf5FiZcF-I

 

De verborgen schat. 

Soms is die goede oude tijd wel eens heel goed. Dat overkwamen een paar jongens in Glanerbrug in 1931. Het Friesch dagblad van 21 - - 09 – 1931 vermelde dat een paar jongens in Glanerbrug een verborgen schat hadden ontdekt.

Dezer dagen is een vrij groot bedrag aan geld ontdekt in een bouwvallig huisje te Glanerbrug, dat daar reeds ongeveer drie jaar onbeheerd stond. Toen het huisje onbewoonbaar was verklaard, was de eigenares, een enigszins zonderlinge weduwe, met achterlating van een deel van de huisraad, naar Enschede vertrokken.

Eenige jongens kwamen nu dezer dagen op het idee, eens binnen te gaan kijken. Zij klommen door de reeds vernielde ramen, snuffelden in de kasten en laden en vonden op verschillende plaatsen verborgen , in krantenpapier gewikkeld, geld. Toen ze nogal grote verteringen in het dorp maakten, kreeg de politie al spoedig argwaan. En bij een verhoor kwam aan het licht, welke ontdekkingen de jongens hadden gedaan. Zij vertelden, dat ze eerst  een briefje van f 25 gevonden hadden. Ze durfden dit echter niet in te wisselen en brachten het weer terug. Later vonden ze ook een bankbiljet van f 200. Er lagen ook gouden ringen  enz. De politie stelde een nader onderzoek in en vond op vele plaatsen verborgen ’n bedrag van f 350.  Ook verschillende andere voorwerpen van waarde werden aangetroffen. Alles had, voor iedereen  toegankelijk, ongeveer drie jaar lang onbeheerd gelegen. Op last van de autoriteiten zijn deuren en ramen nu dichtgespijkerd, nadat alle voorwerpen van waarde onder de hoede der politie zijn gesteld, totdat de rechtmatige eigenares  zich zal hebben  aangemeld.

 

Bron: http://www.delpher.nl/nl/kranten/

Jammer dat in het bovenstaand artikel geen straatnaam en huisnummer wordt genoemd.

 

Middenstanders van vroeger. 

Bron http://www.delpher.nl/nl/kranten/ 

 

'

                                                                                                                                                

                                                                                 

 

IMG_0244.jpg

Dit is een ouderwetse brievenweger die ik jaren geleden in Delft op een rommelmarkt op de kop heb getikt. Een dergelijke brievenweger zal men ook op het postkantoor in Glanerbrug hebben gebruikt. Corrie Bruinewoud zal wel een modernere versie hebben gebruikt. 

 

StempelpostkantoorGlanerbrug-3.jpg

Oud poststempel postkantoor Glanerbrug. Mogelijk 1959.

 

GlanerbrugGosselt.jpg         GlanerbrugParaat-1.jpg

Willem Gosselt had een ijzerhandel in de Kerkstraat nabij de spoorwegovergang. Nabij de grensovergang zat Paraat' s lunchroom. Mogelijk zat op de benedenverdieping een supermarkt. Mogelijk was een van de oprichters Jan van Oort van de Centrawinkel in de Schoolstraat.

 

Gla.jpg

 

Het Glanerbrug van vroeger bestaat niet meer. Maar wel in de harten van de ouderen.

 

 ZwembadEkersdijkTwentschDagbladTub14-07-1932.jpg

Twentsch dagblad Tubantia  14 - 07 - 1932.

 

 

 

Peter Olie.

Petroleum.jpg

 

Vroeger kreeg je bij de petrolieboer in Glanerbrug bij de aankoop van wat petroleum een aardig klein boekje. Het ventje in dit boekje droeg de naam Peter Olie. Wie waren naast de familie Kwekkeboom de andere petroleumventers in Glanerbrug?

Het eerste coupletje luidde als volgt: 

Peter olie is een rakker
Bij de hand en altijd wakker
Aan zijn vriendjes op de kaden
Toont hij graag zijn heldendaden

Kijk voor het hele versje op: 

http://www.geheugenvangieten.nl/peterolie2.htm 

 Reacties.

Hallo Egbert.

 

Gerrit Versteeg ( niet mijn schoonvader )was ook petroleumventer.

En ik meen dat Bets Kwekkeboom, getrouwd met Alie Schuitemaker,

ook nog een tijdje het vak heeft overgenomen. Weet het echter niet zeker.

Mogelijk dat kolenboer Schuring ook petroleum heeft verkocht . Ook zo’n vaag idee.

Frits Hardick. 

 

Op Facebook van Ria Wuite - Bremer kwamen we ook een aantal reacties tegen. Met dank aan Ria.

 

Truus Varenbrink: Geweldig al die verhalen. Heb echt genoten.

 

Jan van der Meer: Prachtig  verhalenen nieuws uit die tijd.

 

Alie Dorpmans: Mooie verhalen ben zelf in Glanerbrug geboren 1953.

 

John Garside: Oa Nijenhuis verkocht petroleum en nog aan de Bultsweg maar weet de naam nietmeer die vente ook.

 

Henk Buning: De naam was Versteeg voor petrolie aan de Bultsweg

 

 

 Chr. Gymnastiekvereniging Glanerbrug.

gympies.jpg

Op 18 - 03 - 1936 werd in de Groen van Prinstererschool te Glanerbrug een druk bezochte vergadering gehouden, welke was belegd door de Chr. Gymn. vereniging ,, S.S.S. - Juliana" uit Enschede. Deze vergadering had ten doel om te komen tot het oprichten ééner Chr. gymn. vereen. De vergadering besloot om voorloopig als onderafdeeling van S.S.S. - Juliana te werken.

Een bestuur werd gekozen waarin zitting namen: de heeren F.J.Koenen, W. Jonker, H. Schelhaas. en de dames J. C. C. Nickel en J. W. Otter.

Tot leider werd benoemd de heer Jac. Marsman uit Enschede. Er gaven zich 54 personen als lid op. 

Bron: Twentsch dagblad Tubantia 19 - 03 - 1936.

 Jan Pierewiet.

Tekenen kun je niet zomaar. daar moet je al jong mee beginnen. En je moet uiteraard de gave hebben. In mijn jeugd, in en vlak na de oorlog waren er weinig mogelijkheden. In de kruidenierswinkel werden de producten, voor zover aanwezig,  nog apart ingepakt. Meestal waren dat witte of grijze papieren zakken. Meestal werden die zakken bewaard om het brood voor mijn vader  in te pakken als hij naar de fabriek ging.   

Maar zo af en toe was er wel een papieren zak over.Open gevouwen waren dat mooie velletjes papier. Nu hadden mijn ouders al wel gezien dat ik graag met een stompje potlood bezig was figuurtjes te maken. Dus boden die papieren zakjes uitkomst.

Waarom de onderstaande figuurtjes Jan Pierewiet noem weet ik niet. Vaag  herinner ik mij dat wij in de eerste klas van de openbare lagere school in Glanerbrug een leesboekje hadden. Flauw herinner ik mij dat daar  figuurtjes in stonden die mogelijk Jan Pierewiet werden genoemd. Maar ik kan het ook mis hebben. Hoe dan ook. Deze figuurtjes heb ik vaak getekend. Later ook voor mijn kinderen. Deze figuurtjes zijn heel eenvoudig. En je kunt ze heel veel laten doen. Nu staan er van  Jan Pierewiet ook wel liedjes op Youtube . Kijk daarvoor op:  https://www.youtube.com/watch?v=GhWcJ3Z7mt0

Veel succes er mee. 

Jan Pierewiet.

 

JanP.jpg

http://hennepe.jouwweb.nl/mijn-tekeningen

 

Welk jeugdboek las jij vroeger? 

Hieronder kun jij als Glanerbrugger (se) je populaire  jeugdboek van vroeger laten vermelden. 

De Wonderbaarlijke avonturen van Bartje Kokliko van Johan Fabricius. was het jeugdboek van Herman Mulstege. Het was oorspronkelijk van zijn oom Herman die in 1939 op 16 jarige leeftijd overleed aan een hersenvliesontsteking.

Kijk voor meer afbeeldingen op:  http://bartje.kokliko.nl/index.php/albums/bartje-kokliko/6-uitgave-1958-van-h.p.-leopolds-uitgeversmij-nv/detail/849-23-de-koorddanseresjes?tmpl=component&phocaslideshow=1 

de-wonderbaarlijke-avonturen-van-bartje-kokliko-3.jpg

 Hieronder enige populaire kinderboeken van Egbert van de Haar.  

 

Jan1.jpg

    Jan2.jpg

 

Jan Beute mailde mij dat hij de boekjes van Ot en Sien en het leesplankje Aap Noot Mies zich nog kon herinneren.

      Afbeeldingsresultaat voor ot en sien         Afbeeldingsresultaat voor ot en sien

 

Ja Ot en Sien die ken ik ook nog wel. Verder had je ook nog: Dicht bij huis, Buurkinderen, Pim en Mien, Piet Hein en Mientje. Prachtige boekjes voor die tijd.  Die vooral op de openbare lagere school, later Jan Ligthardschool werden gebruikt.Zelf heb ik nog Ot en Sien boekjes in pocketvorm.  Ik ben ook heel nieuwsgierig wat er op de Wilhelminaschool, Groen van Prinstererschool en de R. K. school werd gelezen.

Afbeeldingsresultaat voor buurkinderen   Afbeeldingsresultaat voor nog bij moeder ligthart scheepstra

===================================

Appelsnoetje.

 

 

Wie kan mij meer vertellen over het onderstaande.

Appelsnoetje werd ooit door leerlingen van de openbare lagere schoolin Glanerbrug  gespeeld in het gebouw van mogelijk Dieks Mulder in de Veldstraat  te Glanerbrug.

Appelsnoetje werd geschreven door de bekende Nederlandse schrijver A. M. de Jong.

Hij was een socialist. Mogelijk zat hij in het verzet. In 1943 is hij vermoord door de Nederlandse SS. Hij werd beschuldigd van moord op een aantal Nederlandse N S B ers.

Als schrijver was hij zeer productief.

Het openbaar onderwijs waarop ik zat in Glanerbrug was wel enigszins op een socialistische leest geschoeid.

Kijk voor meer op:

https://nl.wikipedia.org/wiki/A.M._de_Jong 

 

Appelsnoetje werd gespeeld door Albert Kuiper. Nu inmiddels een midden 70er. 

Uiteraard was Appelsnoetje omringd door een aantal andere zgn. kabouters. Een naam daarvan weet ik nog. Dat was Johan Eggert.

Die zat later bij mij in de klas van het voortgezet lager onderwijs. Het V G L O. 

Een gedeelte van een liedje weet ik nog.

 

S’ Nachts als de grote mensen slapen, rompidipompom rompompoen

Komen de kleine, kleine dwergen kijken of er nog wat is te doen.

De ene die boent en de andere schrobt schrib schrab schrib schrab schobt.

 

----------------------------------------------------

Floris der Kinderen schreef in 1871 in de Nederlansche Republiek en Munster gedurende 1650 - 1666 o a.

......Drachter bleef echter niet lang hier te lande maar bij zijne terugreis trof hem het ongeluk dat hij bij de Glanerbrug door eenige bisschoppelijke ruiters opgelicht werd die hem eerst naar Coesfeld en vervolgens naar Ottenstein brachten Munster eischte zijnen gezant terug maar van Galen weigerde hem los te laten en verlangde van zijnen kant dat eenige zijner aanhangers ongehinderd de stad zouden mogen verlaten waarop zij van hare zijde eveneens een weigerend antwoord gaf Er bleef nu niets meer over dan tot de wapenen de toevlucht te nemen en terwijl Munster door zijne inwoners versterkt werd rukte Bernard _door troepen van de Rijnvorsten ondersteund voor de stad 2 Nog ééne poging tot ......  Lees hierover meer op. Glanerbrug komt in dit verhaal niet verder voor.

https://books.google.nl/books?id=duRTAAAAcAAJ&pg=PA63&dq=glanerbrug&hl=nl&sa=X&ved=0CFAQuwUwBzi-AWoVChMIhOX1tevzxgIVARIsCh3yXwUO#v=onepage&q=glanerbrug&f=false

Heerbaan Glanerbrug.

Een heerbaan is een oude verbindingsweg van de Romeinen. Het kan ook betekenen een straat of een weg aangelegd ten behoeve van het leger. In het geval van Glanerbrug moeten we denken aan de spoorlijn van Enschede naar Glanerbrug. Onderstaand bericht vond ik in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden van 1868.

 

VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN N 7 Besluit van den 6 den Januarij 1868 houdende aanwijzing van den spoorweg van Enschedé naar de Pruissische grenzen bij de Glanerbrug als heerbaan voor den invoer.

WIJ WILLEM 111 nu na Gratie Gods Koning der NEDERLANDEN Prins van ORANJE NASSAU Groot Hertog van Luxemburg enz enz enz

Op de voordragt van Onzen minister van Financiën van den 4 den Januarij 1868 nr 24 L.U.R. en Acc Gelet op de artt 38 en 64 der Algemeene wet van 26 Augustus 1822 (Staatsblad n 38) Herzien het Koninklijk besluit van 26 October 1854 ( Staatsblad no. 140;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1.

De spoorweg van Enschede naar de Pruíssísche grenzen bij de Glanerbrug wordt aangewezen als heerbaan voor den invoer doch uitsluitend met wagens voor ijzeren spoorwegen ingerigt.

 

Artikel 2.

Dit besluit treedt in werking met zijne afkondiging.

 

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst.

s ‘Gravenhage dan 6 den Januarij 1868.

                                                             WILLEM.

 

De Minister van Financiën,

  1. J. SCHIMMELPENNINCK.

 

Uitgegeven den vijftienden Januarij 1868.

De Minister van Justitie WINTGENS.

 ==================

Ik las in de Leeuwarder Courant van 01 - 12 - 1975 een stukje over het ontstaan van het Stokersdorp. Het blijkt, volgens deze krant, dat het Stokersdorp is ontstaan  doordat een timmerman Anne Stoker uit Friesland er in de 20er jaren van de 20e eeuw woningen bouwde voor de Frieze gezinnen die zich hier vestigden. Bijzonder is ook dat de ijsbaan in Glanerbrug het eigendom was van de Fryske Krite. ( Friese vereniging).

 

Akkertjes, wie van de ouderen onder ons kent ze niet. Vergelijkbaar met onze huidige paracetamol? Ik denk het niet. Maar ze schenen wel te helpen. Wie verkocht ze vroeger? Joh. Hardick of drogist Schuite?

Akkertjes.

 

 

Akkertjes1.jpg

 

 

Johan Boers mailde mij dat hij zich de Akkertjes nog goed kon herinneren. Het waren pijnstillers die werden verkocht door o . a. Visschedijk aan de Rijksstraat en Sledoorn aan de Tolstraat. Deze pijnstillers waren rond van vorm. De buitenkant leek wel wat op eetpapier. Binnenin zat dan de poedermedicijn.

 

Ben Edelenbos: Akkertjes drogisterij Hardick in de Kerkstraat verkocht ze los ook na 18.00 uur voor 5 cent per stuk.  Het was poeder in eetpapier.

 

 En dan die levertraan!!!!

Wie als (oud) Glanerbrugger kan hier nog meer over vertellen?

 

Levertraan.jpg

 

Dag Egbert.

 

Het verbaast mij dat er niemand een reactie geeft op de oproep van je die je geplaatst hebt op het innemen van levertraan.

Terwijl dit na de oorlog in de meeste gezinnen op het menu stond voor de kinderen, die dat een maal per dag moesten innemen.

Ik weet nog goed dat we met zijn vijven op een rij zaten voor het aanrecht waar dat smeergoedje in een fles zat en ons een lepel vol werd toegediend.

Het was echt niet te pruimen zoon vieze smaak zat er aan het werd toegediend door mijn moeder en mijn vader volgde met een schepje suiker

Om de smaak van de levertraan weg te poetsen.

 

H.G. Johan Boers.

 

Johan Boers. De ouderwetse levertraan verkopen mijn zoons nog regelmatig.

Niet meer zo  vies als vroeger, maar lekker is ook deze niet.

Frits Hardick.

 

Onder de heer Menthol in de Javastraat in Hengelo. Hij kocht onder ander konijnenvellen op.

      Menthol1.jpg                                     Menthol2.jpg

 

 Menthol3.jpg

 

Werkplaats Menthol. Fotoarchief Bert Schuite.

 

Menthol, wat ik mij herinner, had veel levende dieren konijnen, duiven, meerdere soorten, toen nog niet zo bekend kavia's, zelfs duiven.

Op het bord staat wat er allemaal ter dekking staat .Vlaamse reuzen hollandertjes dat zijn konijnen soorten. Als ik er kwam zat hij altijd bij de kachel met de benen languit. Mogelijk dat hij niet veel werkte. Hij had een blanke vrouw. Het was daar altijd een grote troep.

Tekst: Johan Boers.

 

Zie voor meer over Dhr. Menthol op: http://www.maxvandaag.nl/sessies/themas/terug-naar-toen/menthol-leerde-ons-tandenpoetsen/

 

             Eilermark.jpg

 

Leeuwarder Courant 16 - 07 - 1973.

 

Hieronder het lied wat gezongen werd toen Johan Boers met de vut ging.                                                                                

Het refrein is ( waar die olde toren steed in een gries verleen) OF WAAR DIE MEEUWEN SCHREEUWEN.

 

 /assets/img/placeholder.jpg

Knipsel-8.JPG

 

                               Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad

17-08-1955

De Quentemijers waren van oorsprong Enschedeers maar woonden aan het zanderige gedeelte van de Dr. Stamstraat.

 

Zie meer over de Tweede Wereldoorlog Glanerbrug op:  

http://hennepe.jouwweb.nl/glanerbrug-2e-w-o-joop-schuit-egbert-van-de-haar-memoriam-h-saathof-en-geert-schoonman

 

Een verhaal van Johan Boers over de bevrijding.

                       

DE BEVRIJDING VAN HET SCHIPHOLTGEBIED EN GLANERBRUG.

 

 BevrijdingGlanerbrug.JPG

 

De geruchten gingen de ronde dat de bevrijding er binnenkort aan zat te komen. Twee dagen van te voren waren Duitse soldaten al op de vlucht geslagen geen fiets was meer veilig. Daar wij dicht aan de Duitse grens woonden kwamen ze met een rotgang bij ons door de straat fietsen richting de Heimat. Mijn moeder was op die dag aan het ramen zemen aan de voorkant van ons huis toen een Duitse soldaat op de fiets aan kwam zetten. ( Wij hadden natuurlijk de pest aan de duisters ). Nu had mijn vader naast ons huis aan de straatkant tabaksplanten geplant die al ongeveer 1.50 m hoog waren, waar ik mij in verstopt had met een stok in mijn handen. Op een gegeven moment komt er een Duitse soldaat aan fietsen. Ik gooide hem de stok in het voorwiel, ik wou hem wel raken maar in het voorwiel had ik natuurlijk niet op gerekend. Hij vloog over de kop van de fiets en kwam op de kinderkopjes van de straat terecht. Toen hij opstond richtte hem meteen het pistool op mijn moeder, tegelijker tijd zag hij mij hard wegrennen. Toen schreeuwde hij tegen mijn moeder das kleine aaslog, en vervolgde zijn weg zo hard als hij kon richting de Duitse grens. Dat had achteraf wel heel anders kunnen aflopen. De volgende dag in de morgen zaten mijn moeder en mijn vier zussen in ik in de kelder waar ook dat vieze zuurkoolvat stond. Mijn moeder had in de verte gedonder gehoord terwijl het luchtalarm niet was afgegaan. Dat vond zij vreemd, maar uit voorzorg moesten wij de gang naar de kelder weer maken. Nu was mijn vader niet bang, ook hij had al in gevangenschap gezeten en kende de klappen van de zweep wel. Hij hield alles in de gaten en struinde rond het huis en de buren om zijn kroost te beschermen. Ook ik zo nieuwsgierig als ik was ( wat mijn moeder niet kon waarderen )moest er natuurlijk weer bij zijn. Op een gegeven moment komt boer Leemreize achter uit de verlengde Dr. Stamstraat op zijn klompen klos klos de straat in rennen. Schreeuwen zo hart hij kon: ze komen er aan! Hij bedoelde de bevrijders. ‘Ze zijn al bij het Aamsveen’. Dat was natuurlijk bloedlink ,want er gingen nog steeds vluchtende Duitsers bij ons door de straat, maar ja die hadden natuurlijk nergens meer tijd voor.  Ondanks dat, hoorden wij het geronk van de tanks steeds dichter bij komen ( ze moeten ook bij jou Egbert door de straat zijn gekomen weet jij dat nog? ) en gingen verder de Schipholtstraat door. Zo als ik schreef, waren er nog steeds Duitsers op de vlucht die geen fiets konden bemachtigen achtervolgd door commando’s. Twee Duitsers konden er niet aan ontkomen en vlogen bij onze buren Van de Vecht in het kippenhok, Dat grensde aan onze achtertuin. De commando’s er achter aan, die hebben ze eruit gehaald en daar kwamen ze aan de handen in de lucht en wij hadden natuurlijk de grootste pret. Nu waren de tanks de hoek Schipholtstraat - Tolstraat genaderd en met de hele buurt stonden wij ze op te wachten. Ze gooiden van de tanks chocolade naar de kinderen dat natuurlijk gretig afzet vond. Nu gooide een soldaat een reep richting mijn moeder, die mijn kleine zusje op de arm had. Ze kon zich niet zo goed bewegen met de kleine op de arm dus de reep ging verloren. Zo ook de tweede poging mislukte. Toen kwam de soldaat van de tank af en gaf een grotere jongen in het Engels een behoorlijke uitbrander, en gaf hij mijn kleine zusje in iedere hand een reep en mijn moeder was daar erg gelukkig mee. De tanks met de soldaten zijn toen niet verder gegaan en hebben de nacht in de Tolstraat het Helderplein en omgeving doorgebracht Wij er natuurlijk naar toe avonds en kregen van alles vooral wit brood wat we lang niet meer hadden gehad, chocolade, sigaretten voor onze vaders en snoep enz. Alles wat ik me nog kan herinneren was toen een groot feest.

 

H.G. JOHAN BOERS OLDENZAAL OUD GLANERBRUGER.

 

 

 

Het verhaal van Johan Boers over de oorlog. 

 

 KnipselJPGtuig.JPG

 

Johan Boers woonde in die tijd aan het begin van de Schipholtstraat.

 

Het liep tegen het einde van de oorlog 40-45 toen het wel erg spannend werd. Geregeld kwamen de bommenwerpers uit Engeland in formatie over vliegen. Ik kan me nog goed herinneren dat op een mooie heldere dag Otten onze buurman naar buiten kwam rennen en naar mijn vader riep: ‘Johan Johan, daar komen ze weer.’ Een hele formatie vliegtuigen kwam aangevlogen misschien wel 50 a 60 stuks. Ik zag alles met kinderogen, ik was toen ( 6,5 a 7 jaar ) om het Roergebied onder vuur te nemen. Het was een prachtig gezicht al die vliegtuigen. In mijn ogen waren het net zilveren vogels, en een geronk in de lucht van heb ik jou daar. Dit duurde meerdere dagen achter elkaar. Het af en aan vliegen en het bombarderen kon je bij ons horen het was net onweer op afstand.

Om de actieradius te verlengen hadden ze aluminium reserve tanks onder het vliegtuig hangen die ze op de terug weg naar Engeland afwierpen. Steeds als het luchtalarm afging renden wij weer naar buiten om dit schouwspel te zien. Op een gegeven moment stond ik achter ons huis te kijken toen ik een merkwaardig geluid hoorde woeke woeke woeke, dan was het even stil en dan hoorde ik dit geluid weer. En opeens zag ik een soort zilveren bal in de lucht die steeds dichter bij kwam. Ik wist niet wat het was, maar nieuwsgierig dat ik was bleef ik kijken. Het gevaarte ging over mij heen en sloeg bij Nijhof die zo’n 200 meter verder woonde in het weiland, wat een behoorlijk gat in de grond opleverde.  Wij er natuurlijk naar toe, niet reagerende op de waarschuwingen van onze ouders. Toen we Daar aan kwamen hoorden wij van Jan Krabbe dat het een reserve tank was. Er zat nog een klein beetje kerosine of benzine in de tank. De tank werd door ons ingepikt want hij was van aluminium en niet zwaar. We hebben van de tank een bootje gemaakt en voeren daar mee op de Glanerbeek die achter ons lag. We hebben van dit bootje ontzettend veel plezier gehad. Ook zijn er bij ons fosfor bommen neergekomen, vermoedelijk door de Engelsen die dachten in Duitsland te zijn maar te vroeg gedropt. Die zijn terecht gekomen in de weide van Fokker Brouwer tegen over de fam. Hofstede. Die wonen er nu nog. Ook dit was een bezienswaardigheid maar wel bloed link.

De fam. Eilers stond voor het huis tegen de muur gedrukt om het spektakel te aan schouwen en prompt valt er een bom op nog geen meter afstand voor hun voeten je kunt wel nagaan dat daar de schrik er wel inzat. Na het bombardement moesten wij natuurlijk weer kijken wat er aan de hand was en hebben de hulzen van  de bommen uitgegraven die waren ongeveer 20 tot 25 cm lang en een doorsnede van 10 cm maar precies weet ik het niet en rondom inkepingen.

Ook heb ik gezien dat er een vliegtuig is neer geschoten door de Duitsers en de piloot zich gered heeft met de parachute die terecht kwam in een grote hangwilg in de tuin van de fam. Tegeler. Daar is hij uitgehaald door vader B met zijn zonen die bij ons in de buurt woonden en pro Duits waren. De piloot was erg bang want de vader en zonen stonden hem op te wachten met het geweer in de aanslag. Al met al heeft het wel een uur geduurd voor dat hij uit de boom kwam dat was erg indrukwekkend. Toen hebben ze hem meegenomen naar het klooster wat bij de grensovergang lag Wat er met de piloot gebeurd is weet ik niet, vermoedelijk over gedragen aan de Duitsers. Bij ons in de buurt werd de fam. B. toch al met de nek aangekeken dan kun je wel nagaan wat er na de bevrijding op hun werd neergekeken, Ook dit was in het Schipholt gebied.

 

Gr. Johan Boers Oldenzaal oud Glanerbrugger.

------------------------------------------------

 

Glanerbrug, Jeugdherinneringen uit de Tweede Wereldoorlog.

                                                         Harry Saathof, een grote held uit Glanerbrug.

                                                  Geert Schoonman een grote verzetsheld.

                                                                 Brief van een vrouw van vlak na de W. O. 2

-----------------------------------

Familie van Mussert

gearresteerd.

 

De weduwe van overste Mussert den broer van den leider, die in de Meidagen van 1940 bij den Moerdijk werd doodgeschoten, passeerde dezer dagen met twee getrouwde dochters en haar vijf kinderen de grenspost bij Glanerbrug. De dames bleken lid te zijn geweest van de NSB, waarop zij door het veiligheidsdetachement in hechtenis werden genomen.

 De Heerenveensche koerier : onafhankelijk dagblad voor Midden-Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel

26-11-1945.

----------------------------------------------------

 Oorlogsschade omgeving Glanerbrug.

 

Aan de Glanerbrugweg werd op 21 januari 1943 een Brisantbom afgeworpen. De schade bleef beperkt tot glas en dakpanschade van 3 woningen.

In het Aamsveen werden op 26 maart 1942 8 Brisantbommen afgeworpen. Er was gelukkig alleen maar glas en dakpanschadeschade bij 12 woningen.

Op 10 oktober 1944 werden er op het Bultserve 2 Brisantbommen afgeworpen. Achtien woningen leden glas en dakpanschade. Tien woningen waren gedeeltelijk verwoest. Gelukkig vielen hier ook geen doden of gewonden te betreuren.

Op 30 oktober 1944 werden er twee benzinetanks afgeworpen in de Kerkstraat te Glanerbrug. Bij 2 woningen was er glas en dakpanschade. Dat is ontstaan door de inslag van de benzinetanks.

Op 29 november 1944 werd bij er Dolphia vanuit de lucht met een boordwapen geschoten op de trein van Enschede - Glanerbrug. Waarbij één woning gedeeltelijk werd verwoest. Vijftig andere woningen liepen glas en dakschade op.

Op 3 februari 1945 werden er op de spoorlijn Enschede - Gronau 5 Brisantbommen afgeworpen. Elf woningen kregen hierdoor glas en dakpanschade. Dit bombardement gebeurde door twee Jabo bommenwerpers. Daarbij werd ook een spoorweg vernield.                                                                                                                     

(Ik heb dit ook gezien. Ik liep op dat moment nabij de groentezaak van Smit in de Kerkstraat. Egbert)

Op 17 maart werden er 2 Brisantbommen afgeworpen aan de Rijksstraat te Glanerbrug.80 woningen liepen daarbij glas en dakpanschade op. Dit bombardement gebeurde door een Jabo bommenwerper. Er werd ook boordwapens gebruikt. De bom kwam terecht op een bouwland.                                                                                               

(In mijn herinnering was dat het bouwland wat grensde aan de Rijksstraat naast garage H. de Leeuw . Ik ben er de volgende dag wezen kijken met mijn vader. Er waren volgens mij twee kraters. Egbert)

Bron: Bommen op Enschede. Een uitgaven van de E H B O afd. Enschede 1946.

 

Neer gestorte vliegtuigen in 1945 omgeving Glanerbrug.

 

Nabij de Glanerbeek ( Locatie verder onbekend)  op  03 - 07 - 45  een F W. 190 D - 9

Uffz K - G. Genth 1e vlieger.

 

Lappenpad Typhoon I B 181 Sqdn F/ sgt D.D.J. Carter.

 

Glanerbruggerweg Typhoon I B 174 Sqdn Lt. F.L. Higgins.

Mogelijk dat bovenstaand bericht nog reacties en of aanvullingen krijgt. Bezoek deze pagina daarom regelmatig als u op de hoogte wilt blijven.

 ----------------------------------------------

Hier een smokkel verhaaltje met dodelijke afloop.

Zoals ik al vaker heb geschreven werd er bij ons in de buurt veel gesmokkeld, vooral in de oorlog als direct er na.

Mijn vader en Hendrik. N. waren grote vrienden, en voor de dood niet bang. Ze werden op het laatst te brutaal en dachten dat hun niets kon overkomen. Ze woonden ongeveer zo ‘n drie honderd meter van de Duitse grens en konden geblinddoekt ieder paadje en obstakel wel vinden.

Nu waren bij ons in de buurt wel meerdere mensen die er een paar centen wilden bij verdienen om de huishouding draaiende te houden. Er was bij de fam. B. die bij ons in de buurt woonde, een broer van de vrouw des huizes in de kost die zo bang was als een wezel maar ook wel eens een graantje wou mee pikken. Hij had ongeveer vijf kilogram boter bij elkaar geschooierd die de grens over moest naar de Fam. L die hem aan de Duitse kant zou op wachten. Maar ja, hoe moest hij dat doen, hij deed het al in de broek als hij er aan dacht in het donker naar de grens te moeten lopen.

Hij kwam op een bewuste avond bij ons binnen lopen en vroeg mijn vader om mee te gaan naar de grens om de smokkel waar daar aan L. te overhandigen.

Mijn vader kon die avond niet, hij had al een andere zaak aangenomen, want de heren waren altijd erg druk, dus zij hij tegen de bange wezel:  Vraag Hendrik. N. als die tijd heeft gaat die wel mee. En jawel hoor, Hendrik ook een erg goede kerel ging wel met hem mee.

Nu was er tegen over het oprijpad van boer Leemrijze een rood zand weggetje dat direct naar de grens liep en hier moest het gebeuren.

Het was die avond erg donker op een gegeven moment riepen twee commiezen halt of ik schiet, en inderdaad wat Hendrik niet had verwacht gebeurde. Ze schoten en Hendrik werd geraakt en kromp in elkaar van de pijn. De bange wezel( U begrijpt ik zal z’n naam niet noemen en ook de naam van de Fam. B niet) werd niet geraakt en ging er van tussen, en kroop onder het bed van zijn slaapkamer, en heeft niemand wat gezegd.

Maar Hendrik. N. had drie zonen waarvan twee wisten wat Pa aan het doen was die liepen die avond buiten en hebben schoten gehoord en dachten meteen dat is niet pluis.

Ze zijn meteen op zoektocht gegaan maar konden vader niet vinden, ze hebben de hele nacht doorgezocht tot morgens tegen zes uur toen ze bloedsporen vonden.

Die gevolgd hebbende vonden ze hun vader in een kuil waar hij zich over een afstand van ongeveer zestig meter naar toe had gesleept dood.

Wat er gebeurd was die nacht was natuurlijk snel rond in de buurt, ook wij jongens moesten hier natuurlijk meer van weten en hebben inderdaad de klonters bloed gezien. Ze staan nog op mijn netvlies. Mijn vader heeft het zichzelf nooit vergeven en op bepaalde momenten zat hem dit na vijftig jaar nog zeer hoog.

De zonen hebben de wezel onder het bed weggehaald wat er toen is gebeurd kun je wel raden ( hij was na een dag vertrokken uit Glanerbrug en nooit weer gezien)

 

Johan Boers. Oud Glanerbrugger.

 -----------------------------------------------

Twee verhalen van Ria Wuite – Bremer.

 

Beste Egbert,

 

Graag wil ik even een  correctie aan brengen wat betreft de namen die Jan Beute noemde van mensen aan de Schipholtstraat. Het gaat hier in name om Koen Annegie.(er was immers niemand die zo heette?)

 

Zoals zo vaak vroeger gebeurde, als er meer kinderen in een familie dezelfde naam kregen dan werd de vader of de moeder genoemd waar het kind van was, ook zo dus met Koen.

 

Coen Schurink is de naam , "en is een volle neef van de fietsenwinkel  Schurink aan de Rijksweg.

De moeder van Coen heette Annegie dus...Coen van Annegie.

De broer Albert. die zwaar autistisch was. is tot zijn dood bij Coen blijven wonen.

 

De vrouw van Coen heette Louisa en zat altijd helemaal onder de eczeem vandaar dat ze ontzettend werd gepest door de jeugd van Glanerbrug doordat haar hele gezicht was ingesmeerd met een dikke witte zalf,

Waar het de bedoeling van was, dat die s’avonds werd verwijderd met water en zeep, maar dat vond Coen te duur. Iedere dag wassen met zowel water als zeep, dus gebeurde het niet! Coen was te zuinig!

Kinderen hadden ze zelf niet, wat ze allebei erg betreurden, en het was voor Louisa een reden erg  verdrietig te zijn,+ het gepest  worden van andere kinderen. Maar ook volwassenen deden hieraan mee, helemaal in een cirkel down te vallen ,en vaak helemaal overspannen was . Mijn ouders en ik hadden zo’n medelijden met haar. Ze kreeg daarom eens per jaar een permanentje, maar ook haar haren werden maar eens per jaar gewassen en dat gebeurde bij ons. Nee niet onder de andere klanten, dat deden we na sluitingstijd dat begrijp je zeker wel?

Dat permanentje van haar was een kerstcadeau van ons aan haar, want van Coen kreeg ze het niet!

De dag dat het ging gebeuren wist ze dat ze bij ons kon mee eten, en geheid kwam Coen mee, het was overstelpend wat die weg stouwde, en wat over was kregen ze mee voor Albert.

 

Groetjes Ria Bremer

Ik lees je Hennepe altijd met veel plezier

 

 

Nog een verhaal van Ria.

Op oudejaarsdag kwam Coen ook altijd omdat hij wist dat er bij ons in de zaak een borrel een kop soep en mijn moeder had een paar cakes gebakken dus....alles gratis.

Toen Coen bij mijn moeder in de keuken kwam zag hij dat ze bezig was het beslag te maken voor oliebollen met rozijnen en appelflappen maar het deeg moest nog rijzen. Maar zolang kon hij niet wachten.  Hij vroeg of hij iets mee kon krijgen van dat deeg.  Ja natuurlijk wel, zei mijn moeder, maar heb je dan wel olie in huis om ze te bakken?  jaaa dat ging helemaal goed komen. Maar mijn moeder had zo haar twijfels, temeer dat hij zo verschrikkelijk zuinig was, maar toch maar mee gegeven.

Wordt er s, morgens,  ik denk een uur of 5, heel hard bij ons op het winkelraam gebonsd. We schrokken ons wezenloos, want we hadden al zo slecht geslapen die oudejaarsnacht .Staat daar Louisa helemaal in tranen en zei dat Coen niet meer bewoog na het eten van die pot deeg.( Had mijn moeder toch gelijk gehad) dat deeg was nog aan het rijzen. Heeft Coen die hele pot in z’n eentje leeg geslobberd.

 Mijn vader heeft toen maar de ziekenauto gebeld zonder iets van Coen gezien te hebben. We vreesden het ergste, en terecht want de maag van Coen was gaan uitzetten en stond op knappen. Hij had al in z’n broek gedaan en had verschrikkelijk overgegeven ,zo vertelde Louisa. Coen heeft bijna 1 week in het ziekenhuis gelegen. het commentaar van Albert was....allemoal poep allemoal poep en stinkennnn!!!!

-------------------------------

Onderstaand Twents gedichtje stond vroeger in het Twents Dagblad Tubantia.

Ik gung laats naor nen Kloet’ n.

Daor kocht ik nen stoet’ n.

Den Kloet’n deu mie de stoet’ n in nen toet’ n.

Ik gung met nen stoet’ n aor boet’ n.

Daor vleug mie den stoet’ n uut de toet’ n,

 deur de roet’ n van den Kloet’ n.

De Kloet’ n kwam naor boet’ n,

en sleug mie met den stoet’ n op nen snoet’ n.

 

 

Er is nog een andere versie:

 

 

Ik stun laatst veur de roet’ n

bie bakker van kloet’ n .

Dao zag ik nen mooi’ n stoet’n.

Ik zea: ‘Doe mie zo’ n stoet’ n  in’n toet’ n.

Ik gung met ’n stoet’ n noa boet’ n. Onderweg keek in’n toet’ n.

Toen zag ik nen verschimmelden stoet’ n.

Toen wun ik zo hellig

op bakker van kloet’ n.

Ik pak’n stoet’ n

en smeet ‘ m dwars deur de roet’ n bie bakker van kloet’ n

min’ n in snoet’n.

   

                                                        Schoenmaakster Kroeze.

 

KnipselJPGkroese.JPG

 

Het is op het eind van de Tweede Wereldoorlog. In februari 1945 wordt er op de Rijksweg no 8, waar schoenmaakster Kroeze woont, op de deur geklopt. Het was een willekeurige deur waarop mevrouw Hesper – Vogelaar uit ( Pernis ) Rotterdam aanklopte. Ze was, per fiets, op weg naar haar broer die even over de grens in Duitsland gevangen zat. Ze had een zware tocht gehad, want het oorlogsgevaar dreigde overal. Ze had gehoord dat het niet goed ging met haar broer. Het klikte al gauw tussen de beide vrouwen. Ze had tegen mevrouw Kroeze gezegd dat ze iets wilde doen voor haar broer. Mogelijk had ze op geen beter adres kunnen aankloppen. Haar broer werd uit de gevangenschap bevrijd en kon met valse papieren van de ondergrondse naar Rotterdam terug keren.

Mevrouw Hesper – Vogelaar besloot toen maar om weer terug te keren naar Rotterdam. Bij haar vertrek kreeg ze een enorme groot voedselpakket achter op haar fiets gebonden. Zo groot dat de fiets onhandelbaar was geworden. Mevrouw Kroeze nam toen het kordate besluit om maar met haar mee te fietsen naar Rotterdam. Let wel, dit is een afstand van circa 200 kilometer. In Rotterdam aangekomen ontdekte mevrouw Kroeze dat mevrouw Hesper alleen voor haar drie kinderen moest zorgen. Haar man verbleef sinds het begin van de oorlog in het buitenland, Hij voer op de koopvaardij. Dat ontroerde haar enorm. Deze vrouw stond er helemaal alleen voor. Hier moest geholpen worden.

Na deze tocht van Kroeze kwamen er nog een aantal. Ze verzamelde in Glanerbrug voedsel en steeg dan op haar fiets naar Rotterdam. Eén van de tochten duurde wel enkele weken. Dat kwam omdat het niet verantwoord was om op weg te gaan.

Ook na de oorlog bleven beide familie ’s contact houden. Elke verjaardag van Kroeze stond er zeker een bloemist aan de deur bij Kroeze met een prachtige bos bloemen.

Na enige tijd emigreerde de familie Hesper naar Zuid – Afrika. Maar ook toen werd mevrouw Kroeze niet vergeten. Elk jaar kreeg ze bloemen. Maar daar bleef het niet bij. Na verloop van tijd werd Kroeze uitgenodigd door de familie Hesper voor een reis naar Zuid – Afrika. En zo reisde ze in het 1957? Per boot naar Kaapstad. Haar klanten in Glanerbrug hebben het enige tijd zonder haar moeten doen.

 

Dit verhaal is gebaseerd op een artikel van De Tijd. Godsdienstig staatkundig dagblad van 02 – 07 – 1957. 

Hieronder wat grappige verhalen van Johan Boers.

 

 DokterOldeboom.pngJohanBoerssr.jpg

 Dr. Oldeboom                                                                J. Boers Sr.

Ik had het geluk naast dokter Oldeboom te wonen. Zijn tuin grensde aan de onze. Mijn vader, Johan Boers Sr. kon goed met hem opschieten.

Het waren min of meer vrienden en kwamen geregeld bij elkaar over de vloer. Toch was er een probleem. De dokter had een herdershond die Hektor hete.

Nu had die hond had altijd de drang om zijn behoefte in onze tuin achter te laten. Mijn vader had hem, de dokter,  er meerdere malen op aangesproken.

De hond was niet te houden en kwam steeds terug. Mijn vader was ook wel een schavuit en dacht, wat moet ik hieraan doen en om de verstand houding goed te houden?  Op een gegeven moment schoot hem wat te binnen, hij smeerde de hond met een kwast terpentijn aan zijn achterste. De hond ging er met een rotgang van door naar huis. Nu was het voorjaar, en moeder de vrouw van de dokter, deed de grote schoonmaak. De hele huisvoorraad stond buiten, en de nieuwe kokosmatten waren net geleverd door de andere buurman Diepenveen die een meubelzaak had. De hond komt in huis en had zo een jeuk aan zijn achterste dat hij alle kokosmatten al schurend naar buiten werkte. De vrouw van de dokter schreeuwde tegen haar man: ‘Man, man, kom toch eens kijken, onze Hektor heeft bepaald iets verkeerd gegeten. ‘ En ze gaf de hond ook nog een trap.

Het duurde niet lang of dokter Oldeboom stond bij mijn vader op de stoep en zij; ‘Boersje Boersje, jij weet hier wel meer van.’ Maar kon er wel om lachen.

Hij vond het niet leuk maar de vriendschap is er wel altijd om gebleven.

 

Hr. Groeten Johan Boers uit Oldenzaal.

 

 Knipsel-3.JPG

 

Ik heb vroeger mooie vliegers gemaakt waar de hele buurt over sprak. Jij woonde wel aan de andere kant van de Schipholtstraat, maar ook daar kenden mij veel mensen want ik verkocht ook vliegerlatjes. Zelf had ik vliegtuigen in de lucht staan die waren ongeveer drie meter hoog daar kon je mooi koffie mee over de grens smokkelen. Daar ging twee kilogram in en als ik het touw doorsneed kwam hij aan de Duitse kant neer waar hij al werd opgewacht. Ik heb tijden gehad dat er wel drie in  lucht stonden en dat was goed verdienen.

Ook had ik er lampjes aan gemaakt op de vleugels, en op de staart rode en in de romp witte. Er was geen fiets  veilig bij ons in de buurt, want de lampjes hat ik nodig die liet ik branden  op een platte witte kat batterij. Maar daar kreeg ik problemen mee met controleurs van het vliegveld Twente want dat mocht niet voor het eventuele vliegverkeer en moest ze meteen naar beneden halen, maar ja dan zat er natuurlijk geen koffie in.

Scheermesjes was ook een goeie handel, mijn vader had onder de bodem van het kinderwagentje van mijn zuster een dubbele bodem gemaakt, scheermesjes er in een dekentje er over pop er in en liet haar zo naar de Glanerbeek lopen. Wij hadden zo afgesproken als er een wit laken uit het raam hing bij de boerderij aan de Duitse kant was de kust veilig, dat wil zeggen( geen commiezen in de buurt.} 

 

Johan Boers.

                           

                                  Wat hebben een w.c tunneke en brandnetels gemeen?

 drenthe-1922-zuid-oost-plee-297x300.jpg

 

We waren nog van die jongens waren van een jaar of tien. We haalden veel kattenkwaad uit. Nu weet ik weet niet of het bij jullie met je vriendjes aan die kant van de straat ook zo was. Maar bij ons was het altijd bingo.

Het was in die tijd dat het huuske bij ons achter in het land was. Dus moest je in de nacht naar het toilet. Dat voor de dames altijd linke soep. Het betekende dat bij het jonge grut vader of de moeder mee moest.

Bij de families aan de Tolstraat hadden de vaders er wat op verzonnen. Ze bouwden een schuurtje achter het huis waar een tonnetje in werd geplaatst. Die er via een deurtje eruit kon trekken om te legen.

Wij waren altijd vindingrijk en dachten weer wat uit. We hadden een bezemsteel op geschooierd en aan het uiteinde er een bos brandnetels aangebonden. Als het de herfst vroeg donker was, dan gingen wij op pad, trokken het tonnetje door het deurtje naar buiten en gingen voor het deurtje wachten tot iemand naar het toilet ging. Dan kun je wel raden wat er ging gebeuren.

Wij drukten de stok met brandnetels dan langs het blote achterwerk, een erbarmelijk geschreeuw volgde. En wij, wij kozen dan het hazenpad.

 

Johan Boers. Oldenzaal.

 

Konijnen vangen.

         

KnipselJPGcc.JPG

 konijnen.jpg

 

Hier nog een verhaaltje over konijnen vangen als er verse sneeuw lag.                             Als die er winterdag was gevallen gingen mijn vader en ik al vroeg op pad. Vooral het Lappenpad en de omgeving van de Haverkampweg was ons stroop gebied. Ik heb het van mijn vader geleerd, die was er kampioen in. We gingen als volgt te werk, als we een spoor hadden gevonden volgden we die net zo lang tot het konijn een schuilplaats had gevonden, dan naderden we heel voorzichtig en lieten we op het commando van mijn vader naast elkaar hopelijk op het konijn vallen, bewoog er iets onder ons dan was hij er bij. Dit moet allemaal in de winters 1952-1953-1954 zijn gebeurd, want dat waren winters met veel sneeuw. Maar we hadden ook concurrentie van een zekere Appie. Z. een beruchte stroper in Glanerbrug. Die kwamen we tegen, hij had er al vier gevangen. Wij waren dus wel een beetje jaloers op hem. Hij vertelde dat hij nog naar het Aamsveen wilde. Dat was inderdaad nog een eind lopen en om die konijnen die hij had gevangen er helemaal mee naar toe te sjouwen zag hij eigenlijk niet zitten. Wij hebben nog aangeboden omdat we toch naar huis wilden om ze mee te nemen maar daar ging hij niet op in. We namen afscheid van elkaar. Mijn vader had vaker met dat bijltje gehakt. Hij zei tegen mij, die konijnen gaat hij verstoppen. Wij volgden wij hem op een afstand. Op een gegeven moment dook hij de bosjes in en kwam er 200 meter verder weer uit. Wij hadden ons verdekt op gesteld en wachten tot hij uit het zicht was. Wij hebben toen het spoor op gezocht in de sneeuw in de bosjes waar hij vermoedelijk de konijnen had verstopt. Ik kon ze niet vinden maar op een bepaald moment riep mijn vader mij.’ Mien jong kom is, zie je hier niets? Ja, behoorlijk platgetrapte sneeuw, zei ik. Maar toen keken we naar boven en ja hoor, daar hingen ze vier stuks.  Wij hebben die konijnen naar beneden gehaald en zijn er vandoor gegaan. Inmiddels hadden wij er zelf ook al twee gevangen, zo gingen we met zes konijnen naar huis. Ik heb ze alle zes schoongemaakt, eentje zelf opgegeten en de andere vijf verkocht voor fl. 2.50 per stuk en het vel ging naar Menthol in Hengelo aan de Javastraat. Daar ging ik op de fiets naar toe. Ik kreeg fl.2.50 per konijnenvel kreeg, Mentol was de eerste neger in Hengelo die in lompen katten en konijnen vellen handelde.

 Filmpje Menthol 1942.

http://vimeo.com/76693775

H.g. Johan Boers Oud. Glanerbrugger.

Oldenzaal.

 

 

 frekie01.jpg

De tunnekerslegers.

 

Zoals ik wel vaker in mijn verhalen heb verteld was er bij ons in de buurt altijd wat loos nu hadden mijn vriendjes en ik weer wat uitgedacht.

Een toilet kenden wij vroeger bijna niet, wel een huuske. Als je daar binnenkwam was het zeer sober. Er stond dan een in elkaar getimmerd schot  met daarbovenop een soort tafelblad met een gat erin die met een houtendeksel werd afgesloten waaronder een tonnetje stond.

Nu moest dat tonnetje wel eens geleegd worden. Dat gebeurde bij ons dan door twee mensen die een grote hoge wagen hadden die boven met twee deksels scharnierend vast zaten en met een stok moest op beuren want je kon er niet bovenop kijken.  Die mensen kwamen uit Lonneker waar ze de inhoud

over het land uitstrooiden. Het was meer courantenpapier ( want toilet papier kenden wij nog niet) dan mest. En als er dan harde wind was kun je wel raden wat er ging gebeuren met het papier.

De tonnetjes werden geleegd, ze deden het deksel voor dat ze het tonnetje op haalden open en dan telden ze  een twee drie en kiepten het in de wagen.

Nu hadden wij ons uitgedacht als ze weg waren om het deksel dicht te gooien en dan maar wachten achter de haag aan de overkant tot ze terug kwamen.

En ja hoor, daar kwamen ze aan met het tonnetje dragende in het midden . en toen kwam het een twee drie omhoog en de hele inhoud kwam weer terug.

ze zaten van boven tot onder in de viezigheid en courantenpapier. Dat gebeurde allemaal bij moeder Richters voor de deur aan de Tolstraat waar  zeven jongens die allemaal ouder

waren dan wij, die ze thuis met harde hand had opgevoed dus die kende wel wat. Ze heeft de twee mannen met de tuinslang schoon gespoten.

Ze wist wel dat wij dat de daders waren. Toen we thuis kwamen kregen wij  met de karwats er van langs zodat we niet wisten hoe hoog we moesten springen om de slagen te ontwijken.

Dat heeft ons lang geheugd.

 

 

Veel lees plezier, H. g. Johan. Boers. oud Glanerbrugger, Oldenzaal.

 -----------------------------------------------------------

 

 

    /assets/img/placeholder.jpg

Weet u het nog? Wilhelmina uit Glanerbrug Europees kampioen op de Blaasmuziekdag in de Rodahal te Kerkrade. Het Limburgsch dagblad melde dat op 31-10-1988.

De prijs was 7.000 gulden. Maar nog belangrijker was de grote trofee.  De dirigent was Sef Pijpers. Het concours werd toen voor de tweede keer georganiseerd door de Engelse instrumentenfabrikant Boosy & Hawkes. Het festival droeg de naam Wind Band Festival.

 

                                             

 

                        Een kindergrammofoontje wat ik kreeg op Sinterklaas in 1946.

Toen ik de doos had open gemaakt kreeg ik een enorme lachbui van plezier. Ik rolde over het kamerzeil en bleef maar lachen. Dat duurde een hele poos. Totdat mijn moeder mij weer bij mijn zinnen bracht. We hebben heel veel plezier van dit grammofoontje beleefd. er waren 11 plaatjes bij. Kees Pruis en Albert de Booy. Later nog een paar 78 toeren platen er bij aangeschaft. Een van de humorist Albert de Laat, en drie van het Duo Hofman. Harm Moed had ook een grammofoonplaat. Dat was de Spotvogel. Die hebben we ook vaak gedraait.

                                          

 

Midden van het grammofoonplaatje. Daarop stond het liedje'onder moeders paraplu, gezongen door Oom Koos en Tante Riek, met orkest.

                               

 

Ik had ook een paar mondharmonica' s. Zeven in totaal. Ze waren van verschillende toonhoogtes. Zelfs een piccolo.  Een deuntje spelen lukte mij nog wel. Maar muzikaal ben ik niet.

 

                                 

 

                           

 

                            

 

                          

 

                            

 

                          

Een ernstig ongeluk

 

Algemeen Handelsblad van 13 – 10 - 1894 meld dat op de stoomspinnerij Eilermark te Glanerbrug een ernstig ongeluk heeft plaatsgevonden. Door het springen van een aftapkraan en een afvoerpijp zijn er twee personen levensgevaarlijk gebrand. Ze zijn met grote spoed naar het ziekenhuis te Epe gebracht. De toestand was later bevredigend.

 

De hel ontlopen.

 

De Tribune van 24 – 07 – 1916 meldde op die dag dat er een 18 jarige Duitse deserteur in Glanerbrug de grens is over gekomen. Te Berlijn had hij het korps verlaten. Hij was pas enkele maanden onder de wapenen en moest binnenkort vertrekken naar het front. Welk front meldt de krant echter niet.

 

De Graafschap bode meldde op 07 – 02 – 1940 dat de oud predikant van de Gereformeerde kerk te Glanerbrug ds. Joh. G. Lensink afscheid zal nemen van de Gereformeerde kerk van Glanerbrug. Op zondag 28 april zal hij zijn intrede doen in de Gereformeerde kerk van Doornspijk.

Meer over o. a. deze predikant op: http://hennepe.jouwweb.nl/kerkgeschiedenis-twente-enschede-glanerbrug-tot-en-met-de-vrijmaking/kerkgeschiedenis-glanerbrug-van-afgescheidenen-tot-vrijgemaakten

 

In het Gereformeerd gezinsblad van 01 – 04 – 1960.

TE KOOP wegens aanschaf van een nieuw een 5 spels Orgel plus ,, sub bas “4/8/12/16 voets en 19 registers. Geschikt voor een zaal van plm. 80 pers. Ook te gebruiken als huisorgel. Vraagprijs f 500. Te bevr. Bij Geref. Kerk Glanerbrug, p/a L. Melching, Schipholtstr. 123, Glanerbrug.

 

Luther Melching heb ik vroeger goed gekend. Hij was ouderling in de Geref. Kerk vrijgemaakt te Glanerbrug. Deze kerkgemeenschap kerkte in die jaren in de bovenzaal van de openbare bibliotheek.

 

Duitsers met motor tegen boerenwagen.

 

Dat meldde de Leeuwarder Courant op 31 – 01 – 1957.

Het gebeurde op de Rijksweg Enschede – Glanerbrug is gisteravond omstreeks negen uur een in de richting van de grens rijdende motorrijder tegen een boerenwagen, die de weg overstak, gereden. De motorrijder en zijn duorijder, die allebei uit Duitsland kwamen, overleefden het niet. Hun namen waren Friedrich Reck en Willem Brock uit Gronau. Hun leeftijd was 20 jaar.

 

Zeer jonge smokkelaars.

 

Voor de rechtbank te Almelo stonden twee jonge smokkelaars uit Glanerbrug terecht. Herman S. oud 14 jaar uit Lonneker en Frederik S. ook oud 14 jaar, uit Glanerbrug. Beiden werd een straf opgelegd van 1 jaar tuchtschool.

Een dergelijk bericht stond in de Telegraaf van 01 – 12 – 196.

 

 

                                     

                                 De waarheid 10-09-1958

Advertentie.

In de Tijd, godsdienstig staatsblad van 28 – 02 - 1938 stond onderstaande advertentie

Gevraagd voor zo spoedig mogelijk

KAPPERSBEDIENDE

Goed kunnen scheren en knippen, bij T. Versteeg, Dames en Herenkapp.,

Kerkstr. 24 Glanerbrug gem. Ensch.

8 – B’88951

 

Een voormalige Duitse rijksbondskanselier. 

Limburgsch dagblad 09-06-1950

 

De laatste Duitse bondskanselier van Duitsland prof Bruening ,voordat Hitler aan de macht kwam ,keert in 1950 terug naar zijn Heimat. Hij passeert bij Glanerbrug de grensovergang. De foto was te onduidelijk om te plaatsen.

 

                                  

 

Bovenstaande rouwadvertentie stond in De tijd dagblad voor Nederland 03-10-1968

 

De Telegraaf meldt op 22 – 08 – 1935 meld dat Glanerbrug en Dolphia gas krijgen.

Enschede 21 augustus. Glanerbrug en Dolphia hebben dan nog steeds geen gasaansluiting. Er waren altijd al plannen geweest om Glanerbrug, Dolphia en het Duitse stadje Gronau van gas voorzien. Deze plannen vonden echter geen doorgang. Na de samenvoeging van oud Enschede en oud Lonneker kwam het plan weer ter sprake. B en W stelden de raad voor om tot uitbreiding goedkeuring te hechten.

 

 

De collectezak.

 

                                      

 

                             

 

De collectezak van de Hervormde Kerk in Glanerbrug was al geruime tijd zoek. Totdat hij op een gegeven moment opdook in een café van Heinz Smeing, aan de Duitse kant van de grens. Daar werd de collectezak gebruik om boete’ s te betalen als een bezoeker zich bezondigde aan vloekwoorden. Tien pfenning moest er dan worden geofferd. Op de foto, links een klant, die de boete betaalt. Achter de tapkast ds van Ommeren. Rechts Heinz Smeing en echtgenote.

 

 

In Het Centrum van 09 – 12 – 1926 lees ik dat op 08 – 12 – 1926 ten overstaan van notaris van Opstall te Enschede publiek zijn geveild: A. vier huizen met schuurtjes, gelegen aan de Veenweg te Glanerbrug. Aangekocht door makelaar G. Zwijnenberg te Enschede, voor f 10.050.

B.  Het huis en schuurtje aan den Veenweg. Aangekocht door makelaar Hulshof te Enschede voor f 1550.

C. Het huis en schuurtje aan den Veenweg te Glanerbrug. Aangekocht door den heer A. Dapper te Glanerbrug, voor f 1250.

De naam Veenweg is later veranderd in Schipholtstraat.

 

 

De Waarheid van 21 – 01 – 1948 meld dat de smokkelaars bij Glanerbrug in Twente de laatste dagen op non – actief zijn gesteld door het hoge water bij de grens. De Glanerbeek is namelijk buiten haar oevers getreden, alle smokkelpaadjes zijn onder water gelopen. De douane heeft het gemakkelijk, maar in Glanerbrug knort een deel van de bevolking over deze tegenvaller.

 

 

De Tijd van 09 – 07 – 1933 meld dat bij een brand bij de meubelfabriek van de heer F.J. Halman te Glanerbrug 70 mensen werkeloos zijn geworden. De fabriek was verzekerd. De brandweer kon weinig uitrichten omdat er te weinig druk op de waterleiding stond. Met een totaal aan 600 meter aan slangen haalde men het water uit de Glanerbeek.

 

(Dit is een ingekort bericht.)

 

 

Het Centrum 06 – 12 – 1924.

 

Door B en W van Lonneker is ten gemeentehuize publiek aanbesteed: Het bouwen van 24 woningen in 12 blokken aan de Veenweg te Glanerbrug.

 

Ingeschreven werd perc. A. het bouwwerk het hoogst door A. Achterhuis Lonneker voor f 49773. Ingeleverd waren 31 biljetten. Voor het schilderwerk was het hoogst ingeschreven door B. Muller Glanerbrug, voor f3850 en het laagst door S. Koopmans te Glanerbrug voor f 1493.

 

Volgens bestek enige dagen beraad.

 

 

Verhuiswagen onder trein.  Het Oosten Hollandsch nieuwsblad. 15 – 11 - 1934

 

Op den onbewaakten overweg in den Zwarteweg te Glanerbrug is een groote zeswielige verhuiswagen van de firma J. Beunk & Zonen te Enschede door een motortrein gegrepen en 65 mete rmedegesleurd . Als door een wonder bekwam de chauffeur geen letsel. De zwaren verhuiswagen werd totaal vernield De brokstukken lagen meters ver in het rond.

 

 Bron: http://www.delpher.nl/

 

 

 

 

 

 

 

 

 

'

Maak jouw eigen website met JouwWeb