Toch Kerstfeest voor Karel.

 

 Twijfelen over je geloof?

 

 

Eind 2001 kreeg ik van uit de gemeente van de Gereformeerde kerk vrijgemaakt te Tiel het verzoek of ik een Kerstvertelling wilde doen in de kerk. Het Kerstgebeuren moest er wel in voor komen. Aangezien wij nogal wat kinderboeken hebben uit de tijd dat onze kinderen nog klein waren, heb ik ze allemaal door gebladerd. Maar geen daarvan was geschikt. Wel een verhaaltje van één minuut dat ging over een jongetje dat ziek werd vlak voor Kerst, maar nog net op tijd beter was. Dit gegeven heb ik gebruikt, maar verder uitgebreid met andere personen. De harmonieuze sfeer van het gezin en de landelijke omgeving heb ik er ingebracht omdat ik dit zelf vroeger heb beleefd. Zowel in het gezin waarin ik ben opgegroeid als ook het dorp Glanerbrug. Het verhaal is door iemand anders voor gelezen omdat ik op die dag ziek werd. Het verhaal is enorm goed over gekomen. Mijn zoon heeft het later ook naar Vrouwke Klapwijk gestuurd. Vrouwke heeft het op haar site www.vrouwkeklapwijk geplaatst. Daarvoor nog mijn oprechte dank aan Vrouwke Klapwijk. Ook staat het op: www.kinderboekenwijzer.nl                                                                                                                       

Daar staat een prachtige beoordeling op. Ik wens u veel leesplezier.

Egbert van de Haar.

 

Ongeveer 10 minuten

Beoordeling:
    

Eenvoudig verhaal.
Speelt zich af in de jaren na de oorlog.
Hoog 'van der Hulst' gehalte.
Kerstboodschap in het verhaal verweven
door de vertelling tijdens het kerstfeest in de kerk.

 

Toch Kerstfeest voor Karel.

Met fraaie plaatjes van o. a. W. G. van Hulst en T. J. Bottema.

 

Ergens aan het eind van de Dorpstraat van ons mooie dorp stond een oud klein daglonerhuisje.

huisje_large.jpg

In dat kleine huisje woonde Karel.

Hij woonde daar met z’n vader, moeder en z’n jongere zusje Suzan.

Ze waren erg arm.

Ze hadden maar net genoeg geld om eten te kopen en wat kleren.

Voor iets extra’s zoals speelgoed of op vakantie gaan, daar was bijna geen geld voor.

Toch waren ze met z’n vieren best gelukkig.

Dat kwam omdat ze erg veel van elkaar hielden.

Maar ook, omdat ze mooi woonden aan de rand van het dorp.

Vlakbij stonden een paar grote boerderijen waar Karel en z’n zus Suzan wel eens naar toe ging.

Bij boer Cornelissen gingen ze wel eens melk halen.

Ze mochten van de boer altijd bij de dieren kijken.

Vooral de varkens, dat vonden de kinderen prachtig.

Die konden zo lekker omwoelen in de modder.

De kinderen schaterden het dan uit van de pret. Vooral het hele grote varken, dat zat er soms helemaal onder.

Ook gingen ze wel eens bij de paarden kijken. Dat waren echte werkpaarden.

Eèn paard hoefde niet meer te werken.

Dat was de stokoude Bles.

‘Die heeft jarenlang voor mij gewerkt’, zei boer Cornelissen, ‘die mag hier nu uitrusten zolang hij leeft’.

Als de oude Bles de kinderen zag dan stak hij z’n grote kop al over het hek.

Want hij wist het al, dan werd hij over z’n kop geaaid.

En als ze dan weer naar huis gingen, dan kwamen ze langs een grote mesthoop.

blz55deel3a.jpg

Daar liepen altijd een stelletje kippen rond, op zoek naar een lekker hapje.

Er was ook een grote haan bij.

En als die grote haan Karel en Suzan weer naar huis zag gaan met een pannetje melk, dan sprong de haan boven op de grote mesthoop, en dan kraaide hij keihard van kukelekuu, kukelekuu.

Het was net of hij zeggen wilde, ik zie jullie wel kukelekuu, ik ben de baas, kukelekuu, ik ben de baas van de mesthoop en van de boerderij   kukelekuuuuu!   haa-1.jpg

Karel en Suzan moesten er altijd om lachen als ze er weer langs liepen.

 

Ze kwamen vaak bij boer Cornelissen.

Het was ook een aardige man.

Karel en Suzan kenden hem al heel lang, want ze gingen naar dezelfde kerk.

Voorbij de boerderij daar was een groot bos.herfstbos.jpg

Daar mochten Karel en Suzan nooit naar toe want daar kon je verdwalen.

Maar een paar weken geleden zijn ze er wel geweest.

Maar samen met vader en moeder.

Ze hebben toen heerlijk gewandeld. Beukennootjes gezocht en eikels en kastanjes.

En alles in het bos was prachtig van kleur.

‘Wat heeft de Here God het toch allemaal mooi gemaakt,’ zeiden vader en moeder tegen de kinderen.

Karel hield van de natuur.

Hij vond het altijd mooi als de dominee in de kerk erover vertelde dat God alles had gemaakt.

En ook dat erover werd gezongen in de kerk. Zoals in Psalm 19.

Als de dominee mooi had gepreekt.

En de mensen in de kerk mooi zongen.

Dan, ja dan, was het feest in de kerk.

Maar het mooiste feest, vond Karel, dat was toch altijd het Kerstfeest.

Maar dat duurde nog een poosje.

Er was dan veel muziek in de kerk. En ook een zangkoor.

Er werd dan een mooi verhaal verteld.

Maar het mooiste wat werd verteld was het Kerstverhaal.

Maar dat duurde nog zolang.

Nog ruim een maand.

 

Het is winter geworden.

Sinterklaas was al voorbij.

Het is buiten heel koud. Het is avond.

Het kleine daglonerhuisje aan de rand van het dorp ligt helemaal in het donker.

Beneden in de kleine kamer brand een lamp.

Maar boven in het kleine slaapkamertje brandt ook een lamp.

Bij het bed zit moeder en… dokter v.d. Heide.

Ze kijken allemaal heel bezorgd.

Er was iets heel ergs gebeurd.

Karel was heel ernstig ziek geworden.

Hij had hele hoge koorts, die maar niet wilde zakken.

De dokter had al de beste medicijnen gegeven die er waren. De dokter kwam elke dag kijken.

blz17deel3b.jpg

En elke dag luisterde de dokter met een apparaatje bij Karel op z’n borst naar de longen. Want Karel had een zware longontsteking.

Het duurde al een week lang dat Karel heel erg ziek was.

Op een avond toen Suzan naar bed ging, zei ze tegen moeder, ‘zal ik ook bidden of de Here Karel wil beter maken?’

‘Dat is goed, meisje,’ zei moeder.

Suzan ging netjes op haar knietjes liggen en deed haar kindergebedje ‘ik ga slapen, ik ben moe’. En aan het eind vroeg ze keurig netjes of de Here Karel ook weer beter wilde maken.

En na het amen kreeg Suzan van moeder een extra zoen.

De koorts bleef nog een paar dagen heel erg hoog.

Maar daarna ging het wat beter.

Op een dag toen de dokter weer eens kwam kijken, zei de dokter dat Karel al weer wat vooruit was gegaan, maar dat het heel lang zou duren voor hij weer helemaal beter was.

‘Maar’, zei Karel, ‘kan ik dan wel naar het Kerstfeest in de kerk, dokter’?

‘Nou’, zei de dokter, ‘dat denk  ik niet hoor. Ik denk niet dat je op tijd weer beter zult zijn’.

Dat vond Karel erg jammer.

Hij wilde zo graag naar het Kerstfeest toe. En nu kon dat niet.

Even later, toen de dokter weer weg was, moest Karel er zachtjes om huilen.

En met de tranen nog op z’n wangetjes viel hij in slaap.

 

Een paar dagen later was het kerstavond.

Karel was al weer een beetje op.

Hij had z’n kleren al weer aan.

Maar hij mocht nog niet naar buiten.

Even later werd er op de deur geklopt.

Omdat het donker was ging vader wel even kijken wie er aan de deur stond.

Het was dokter v.d. Heide.

‘Ik kom nog eens even kijken hoe het met je gaat Karel.

En zo te zien, denk ik, dat je al weer bijna beter bent.

Nu heb ik een verrassing voor jou.

Weet je ik heb met boer Cornelissen gepraat, die ook van jullie kerk is.

Hij komt jullie over een halfuurtje ophalen met z’n auto.

Ook Karel mag mee, mits moeder hem goed inpakt.’

 

blz85deel3a.jpg

 

Karel kon z’n oren niet geloven.

Zijn ogen straalden van blijdschap.

‘Oh, dokter, wat fijn, dank u wel dokter. Nu kan ik toch naar het feest. Oh dokter, dank u wel. Enne, gaat u ook mee dokter?’

Nu werd de dokter toch eventjes verlegen.

‘Weet je Karel, ik heb het erg druk, ik moet naar nog een zieke. Ja, en ik ben niet gewend om naar de kerk te gaan. Maar ik wens jullie allemaal wel een heel mooi kerstfeest. Dag allemaal.’

En weg was hij.

blz82deel3a.jpg

Even later stond boer Cornelissen met z’n mooie grote auto voor het kleine arbeidershuisje.

Stap maar in,’ zei hij, ‘vandaag zijn jullie mijn gasten.’

 kerkjeinhetbos.jpg

In de kerk was het lekker warm.

Vader en moeder, Karel en Suzan hadden een mooi plekje.

Ze konden alles heel goed zien.

De kerk was bijna vol.

Boer Cornelissen zat achterin. Daar waren nog een paar stoelen vrij.

Karel had al zachtjes naar boer Cornelissen gezwaaid.

En die knipoogde eventjes terug.

Het orgel begon zachtjes het lied ‘nu sijt wellekome, Jesu lieve Heer’ te spelen.

En even later zong de hele gemeente het uit volle borst mee.

Toen Karel onder het zingen eventjes naar boer Cornelissen keek, toen kon hij zijn ogen haast niet geloven.

Want wie zat er naast boer Cornelissen?

Ja, Karel zag het goed. Het was de dokter.

Die was, toen het feest net was begonnen, toch nog gekomen.

Het was een prachtig feest met al die vele lichtjes en al die blijde gezichten.

  

Het feest werd nog mooier toen de dominee het kerstverhaal vertelde.

Hij vertelde van Maria en Jozef. En het kindje Jezus dat geboren was in een stal in Bethlehem. Er was geen plaats meer in een herberg.

En lag het kindje Jezus in een mooi wiegje?

blz66onsmooienederland-1.jpg

Nee, Maria en Jozef die moesten Hem in een kribbe leggen.

 

 

Weet je wat een kribbe is? Dat is een voerbak voor de dieren in de stal.

De dominee vertelde ook van de herders die ’s nachts in het veld lagen om op hun schaapjes te passen voor de wilde dieren.

 

blz77onsmooienederland0001-1.jpg

Opeens stond er een engel van de Here bij de herders in het veld.

Maar de herders schrokken er wel van. Doch de engel zei tot de herders: ‘Wees maar niet bang, hoor, want wij hebben een grote en blijde boodschap voor jullie.

In de stad Bethlehem is de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here.

Ga daar maar gauw kijken. Jullie zullen een kind vinden dat gewikkeld is in doeken en dat ligt in een kribbe.’

En de engel van de Here God was nog maar net uitgesproken of zie, er kwamen duizenden engelen.

En die zongen een prachtig lied. Het was één groot koor.

En ze zongen van: Ere zij God in de hoge en vrede op aarde bij mensen des welbehagen. De hele lucht was vol van hun mooie zang.

 

En de herders die zijn, na die prachtige hemelse zang, naar Bethlehem gegaan.

En ze vonden het precies zoals de engel het had gezegd.

Onze Koning, ook jullie Koning, jongens en meisjes, lag in een voerbak, een kribbe.

 

Toen de dominee uitgesproken was, begon het orgel zachtjes het Ere zij God te spelen.

Maar even later zongen alle mensen uit volle borst mee.

Ook Karel en Suzan. En ook……........de dokter.

Even later was het feest afgelopen en keerde iedereen blij naar huis terug.

En toen moeder  Karel en Suzan even later naar hun bedjes bracht deden zij keurig hun avondgebedje.

En na het amen deed Karel weer zijn handen samen en zei: ‘Dank U wel,

Here God, dat ook de dokter op het kerstfeest was.

Moeder kreeg een traan in haar oog, en gaf hun allebei een dikke zoen.

Toen moeder de deur van hun slaapkamertjes dicht deed, sliepen ze allebei als rozen.

 

 

 

Egbert A. van de Haar.

Tiel, december 2001.