http://cultureelerfgoedenschede.nl/
Stadsbranden Enschede.
Enschede is in haar geschiedenis 6 keer getroffen door een stadsbrand.
1125, 1225, 1517, 1750, 1862 en 2000. In 1665 en 1672 ontstonden er stadsbranden als gevolg van oorlogen,
De oudst bekende kaart van Enschede.
Bommen Berend.
Bommen Berend. Wie kent hem niet? Nooit van gehoord? Nou, de Enschedeërs van vroeger wel hoor. Maar dan van heel lang geleden. Bommen Berend was een bijnaam van Christoph Bernhard heer van Galen. Hij is geboren op 12 oktober 1606 te Drensteinfurt in Duitsland nabij de Nederlandse grens. Hij overleed te Ahaus op 19 september 1678.
In 1660 werd hij bisschop van Munster. Kerk en Staat waren toen nog één. Aangezien de Roomse Kerk in Duitsland nog oppermachtig was werd hij ook bevelhebber van het leger. Daar komt het in het kort op neer. De Noordelijke Nederlanden waren al over gegaan naar de Reformatie. Bommen Berend was een fel tegenstander van de Reformatie en een voorstander van de Contrareformatie.
Enschede was al in 1597door Prins Maurits bevrijd, en daardoor voor de Reformatie. Het duurde echter tot 1626 voordat heel Twente tot de Republiek der zeven verenigde Nederlanden behoorde.
Op 15 mei in 1648 was in Munster de Vrede van Munster gesloten tussen de Zeven verenigde Nederlanden en Spanje. Dat betekende dat de Tachtigjarige oorlog voorbij was. De soevereiniteit van de republiek werd daarin erkend. In Enschede werd dat feit feestelijk gevierd. Maar toen kwam Bommen Berend. In 1665 werd Enschede door het leger van Bommen Berend geplunderd en veroverd. Dat was echter maar tijdelijk. In juni 1672 viel Bommen Berend opnieuw de Republiek aan. Op 1 juni van dat jaar werd Enschede bezet. Bommen Berend werkte hierin samen met Engeland, Frankrijk en Keulen. Heel Overijssel, Drenthe en Gelderland werden bezet.
----------------------------------------------
Stadsbrand te Enschede 1862.
Stadswapen van Enschede.
De stadsbrand van Enschede op 7 mei 1862.
Ze waren nog niet zo lang getrouwd Lodewijk van Voorst, ook wel Lodewijk Robers genoemd, en Maria Breukers. Lodewijk kwam uit Enschede, en Maria uit Lonneker. Lodewijk was 33 jaar en Maria 30 jaar. Lodewijk was wever van beroep en Maria was weefster. Hun huwelijk was voltrokken in Hengelo op 17 februari 1860.De start van hun huwelijk was niet zo goed. Oh, niet dat ze ongelukkig waren met elkaar. Nee, dat zat wel goed. Zoals een goede moeder betaamt, bleef zij na de geboorte van hun dochtertje Johanna thuis. Kinderopvang was er niet in die tijd. Of het moest al een welwillend familielid in de buurt hebben wonen. Maar dat was niet het geval.
Nee, het zat hem in de economische toestand in de textiel. Het waren slechte tijden. Door de Amerikaanse Revolutie die duurde van 1861 tot 1865 was er geen aanvoer van katoen. De meeste textielbedrijfjes binnen de grachten van Enschede draaiden dan ook maar af en toe. De pakhuizen zaten overvol, maar vonden geen aftrek.
Er is een bekend Enschedees gezegde. ‘Er zat een wever op zien getouw. Grauw van de honger, en blauw van de kou.’
Nee, de toestand in de textielindustrie in Enschede, en in de textiel in ons land was over het algemeen zeer slecht te noemen.
Op 1 mei was er Koninklijk bezoek geweest. Het was Koningsdag geweest. Koning Willem lll was op bezoek geweest in Enschede. De toch wel fraaie binnenstad van Enschede met haar mooie vakwerkhuizen, was mooi versiert. Prachtig mooi dennengroen was er genoeg voorhanden in de bosrijke omgeving van de stad. Daar was dus ook behoorlijk gebruik van gemaakt. Het toenmalig stadje zag er dan ook feestelijk uit. Feestelijk geklede hoge heren en dames verwelkomden de koning dan ook uitbundig.
Het gewone volk was daar ook getuige van. Zij het op enige afstand. Ook Lodewijk was daar bij. Maar Lodewijk was niet zo blij. Hij dacht aan de armoede die hij en zijn gezin ondervond. Toch had Maria nog tegen hem gezegd dat het vandaag toch een beetje feest was. Immers de koning komt. De Espoort wordt opgesierd met een grote ereboog. Daar moet de koning de stad binnenrijden. Enschede had twee stadspoorten. De Espoort en de Veldpoort. De Espoort stamt uit 1806.
Het was prachtig weer op 1 mei. Het was de laatste tijd wel erg droog weer geweest. Er was weinig of geen regen gevallen. Lodewijk is toch maar gaan kijken als de koning binnenkomt in de stad. Lodewijk begeeft zich onder het gewone volk. Daar is ook het gepeupel bij. Er worden leuzen geroepen.
’ Vanavond is de stad mooi feestelijk verlicht, zegt een vrouw.’ ‘Ja, maar, ik heb liever eten dan een koning, roept een ander.’ ‘De deftige heren en dames gaan vanavond dansen. Ja, en drinken.’
‘Wat hebben wij er aan roept er weer één.’
‘We kunnen toch vanavond wel met onze kroost naar de brandende vetpotjes gaan kijken, zegt een moeder.’
En Lodewijk, wat zegt hij? ‘Als we al dat dennengroen nou eens in de fik steken , mompelt hij. Dan hebben we verlichting en gelijk vuurwerk.’
Mensen van de ordehandhaving komen wat dichterbij het gepeupel.
De sfeer onder de bevolking ten opzichte van de textielbaronnen was over het algemeen niet positief. De industrialisatie van de textiel was al in volle gang. De Enschedese bedrijven gingen al over op stoom. De heren bouwden grote buitenverblijven.
Als in 1840 de calicotweverij in Twente is ingevoerd verdiend een wever vrijwel hetzelfde loon van fl. 3,60 terwijl de productie verdubbelde. In 1860 is de werkdag 11 uur. En dat voor 65 cent per dag. Ziedaar de grond voor een ondergrondse veenbrand. Deze zullen later dan ook uitbreken.
Van ene Wilmink hadden Lodewijk en Maria het achterhuis kunnen huren aan de Alstättesestraat, de latere Kalanderstraat. Eigenlijk een stukje krotwoning alleen geschikt voor opslagruimte meer niet. Lodewijk had er een houten hokje aangebouwd. Daarin stond een kacheltje waar je met goed fatsoen nauwelijks een maaltje eten kon klaarmaken.
Het is 7 mei een uur of één. Maria is bij het kacheltje bezig. Zij zal Lodewijk, als hij straks thuis komt, eens trakteren op pannenkoeken. Gelukkig heeft Lodewijk er voor gezorgd dat er genoeg dennentakjes als brandhout aanwezig is. Ze schiet al lekker op.
Opeens vliegen er een paar vonkjes omhoog en dalen neer op het stapeltje brandhout dat naast het kacheltje ligt. Vanwege de droogte vatten die onmiddellijk vlam. Verschrikt kijkt Maria op. Het gaat nu heel snel. In een paar tellen staat het houten gevalletje in brand. Ze kan niets anders meer doen dan om,(met haar kind?) de straat op te rennen met het uitroepen van Brand ! Braand!!
Enschede wordt één groot vuur.
Door de enorme droogte ontstaat er een geweldige vonkenregen die op de andere woninkjes neerdaalt. Gretig, door de wind aangewakkerd, vatten de huisjes vlam. Binnen vijf minuten staan ze in lichte laaie. De felle Noord – Westelijke wind blaast de vonken over naar de panden aan de Zuiderhagen. Om kwart over één staat de fabriek van van Heek & co in brand. En een kwartier later de woningen en de school Achter het Hofje. De brandweer die ijlings is uitgerukt staat machteloos. Aan blussen valt niet meer te denken. En de steeds maar aanwakkerende wind jaagt het vuur maar verder over de stad. Mensen proberen nog te redden wat er te redden valt van hun schamele huisraad. Maar het is onbegonnen werk. Een kwartier later, om ongeveer kwart voor twee heeft het vuur de Langestraat bereikt. Inmiddels is de wind gedraaid. Nu wordt het vuur gedirigeerd naar de Espoort. Het vee wat nog op stal staat wordt de stad uitgedreven. Wie een volgeladen wagen heeft loopt het grote risico dat die in brand vliegt. Vlucht, vlucht… Men kan niet vluchten. Sommige straten zijn te smal.
Door de Espoort kan men niet meer. De brandweer vliegt van hot naar her met de brandspuiten. Mannen kunnen niet meer pompen. Ze moeten naar hun eigen gezin.
Burgemeester Lambertus ten Cate geeft bevel aan Piet Lempertsz. om zo snel mogelijk een telegram naar het dichtstbijzijnde telegraafkantoor te brengen. Dat staat in Hengelo. Het is een ongewone rit voor zowel de ruiter als ook het paard. Op de weg is het een chaos. Verschillende wagens staan in brand of zijn reeds verbrand. Mensen vliegen in paniek heen en weer. Een vieze brandlucht hangt in de straten van de stad. Bij de enige overgebleven uitweg van de stad, de Veldpoort, is het een dringen. De ruiter met zijn paard kan er maar moeilijk doorheen. Eenmaal buiten de stadspoort is er wat meer ruimte voor de ruiter en zijn paard. Eindelijk bij het telegraaf kantoor aangekomen geeft hij het telegram af aan de ambtenaar. Het is gericht aan de commissaris van de koning. De tekst is: Enschede staat op verschillende punten in brand. Ten Cate, burgemeester.
Ook naar de andere omliggende plaatsen vliegen de ijlboden uit. Er moet hulp komen, veel hulp.
Plattegrond van Enschede voor de grote brand.
De Veldpoort links bovenaan en de Espoort rechts onderaan heb ik geel gemerkt.
De wind is weer van richting veranderd. Er heeft zich nu een breed front van vuur gevormd vanaf de Espoort en het van Loenshof. De aanval op het stadscentrum kan beginnen. Het stadhuis valt ten prooi aan de vuurzee. Om half drie is de Rooms Katholieke kerk verloren en staat het stadhuis in volle brand. Om drie uur is er geen enkel persoon meer in de stad te bekennen. Binnen de grachten brand de stad volledig af. Om kwart over drie storten de klokken van toren met veel lawaai naar beneden.
Om half vier zijn verschillende uitlopers van de brand buiten de grachten tot staan gebracht. Brandweerkorpsen uit Haaksbergen, Hengelo, Oldenzaal, Losser en Gronau zijn te hulp geschoten.
De Hengelose brandweer kunnen voorkomen dat de Grote Stoom getroffen wordt. En die uit Oldenzaal en Losser kunnen voorkomen dat een deel van de fabrieken van Van Heek & Co aan de Noorderhagen afbrand. En die van Gronau stoppen de brand bij het Elderinkshuis.
Om zeven uur in de avond is de stad Enschede niet meer. De totale schade was 8 miljoen gulden. En dat was in die tijd waanzinnig veel geld. Omgerekend naar heden is dat 100 miljoen euro. De minister van Binnenlandse zaken zegt dat Enschede een toneel van vernieling is zoals men zelden aanschouwd.
In 1843 waren er in Enschede 700 woningen. Die waren bewoond door 750 gezinnen. De bevolking telde toen ruim 3700 personen. De meesten werkten toen in de textiel. Er was toen 1 stoomkatoenspinnerij, 1 damasttafellinnen en pellenfabriek, bombazijnfabrieken, gekleurde weefstoffenfabrieken, linnen en katoendrukkerijen, blekerijen, ververijen, sterkerijen en calicotsweverijen. Op al deze bedrijven werkten ook nog een groot aantal personen uit de dorpen uit de omgeving. De Nederlands Hervormde kerk had er circa 2200 leden. Het merendeel daarvan woonde in Enschede. De Rooms Katholieke kerk had er 1400 leden, waarvan ook het merendeel in Enschede woonachtig was.
De vermoedelijke dader gearresteerd.
Hoe komt het dat de stad is afgebrand? Wat is daar de oorzaak van? Dat vraagt de burgemeester zich ook af. Dan komt de veldwachter Schutstal naar hem toe. Hij weet te vertellen dat er sprake is van brandstichting. En hij weet ook de dader. Het is Lodewijk van Voorst.
De burgemeester geeft bevel om hem onmiddellijk te arresteren. Even later wordt Lodewijk van Voorst door veldwachter Schutstal aangehouden. Hij wordt geboeid aan de burgemeester voorgeleid. De burgemeester beschuldigd hem van brandstichting. En verteld hem ook dat er getuigen zijn die beweren dat hij, Lodewijk, de stad wel eens in brand zou steken. Lodewijk wordt geboeid naar Almelo waar hij terecht moet staan als verdacht van brandstichting te Enschede waardoor de stad volledig in vlammen is opgegaan. Na enige dagen in het voorarrest te hebben gezeten is hij op vrije voeten gesteld omdat er tegen hem geen bewijzen van brandstichting konden worden ingediend.
In totaal zijn er 660 woningen verbrand. En zijn daardoor 3675 van de 4000 inwoners dakloos geworden.
Het grootste gedeelte van het stadsarchief dat naar de toren van de grote kerk op de Markt was overgebracht ging ook verloren. Inclusief dat van de Burgerlijke stand. Er vielen twee slachtoffers te betreuren.
De poort van de fabriek van Jannink.
Let op het verwrongen staal op de achtergrond.
De hulp komt snel op gang.
In de nacht na de brand heeft op landgoed Huize Schuttersveld een gesprek plaatsgevonden van de Commissaris des Konings van Mr. J. Bocker en burgemeester Ten Cate en wethouder de heer G. Jannink. Na dit bezoek vond in de morgen de eerste raadsvergadering plaats na de verschrikkelijke brand. In deze vergadering werden maatregelen genomen waartoe op Huize Schuttersveld beraad had plaats gevonden.
Enschede na de brand van 1862.
Nu waren de verbindingen van Enschede niet van dien aard dat er ook dat er ook naar behoren hulp kon worden geboden. Het was ook een hele opgaaf om ruim 3000 mensen te voorzien in alle behoeften. Een gedeelte van de inwoners vonden hun intrek bij familie die in de omgeving woonden.
Te water was Enschede niet te bereiken. Het Twentekanaal bestond nog niet. Dat werd pas gerealiseerd in omstreeks 1930. De enige schuit die dienst deed in Enschede was de zogenaamde Modderschuit van Zolt – Hendrik. Maar deze deed alleen dienst om de Enschedese grachten schoon te houden. Het afval daaruit werd gebracht naar de modderhaven. De spoorlijn naar Enschede was nog in ontwikkeling. Deze werd pas een feit in 1866.
Het is dan ook verbazingwekkend dat op de eerste morgen na de verschrikkelijke ramp er al karrenvrachten met brood de stad binnen kwamen. De stad Deventer brengt 3000 pond roggebrood. Ook andere steden en dorpen in de omgeving wordt er een overvloed aan voedsel gebracht. Ook uit het buitenland kwam zelfs hulp.
Er is uiteraard ook grote behoefte aan onderdak. Minister Thorbecke van binnenlandse zaken brengt de dag na de brand een bezoek aan, wat eens Enschede was. Hij is diep onder de indruk van de enorme ramp die de stad is overkomen. Hij belooft 400 tenten en 6000 dekens. Enige tijd later kwam wel de rekening van 20.000 gulden. Dit materiaal is later verkocht voor 6000 gulden. Deze regeringshulp kwam de gemeente Enschede op 16.000 gulden te staan.
Aan de rand van de stad verscheen een heus tentenkamp. De mannelijke bevolking ging overdag naar puinhopen om puin te ruimen. Op de terugweg zongen ze, volgens Johan Buursink, …’we gaan naar het kamp Zeist faldera.’ Dit omdat daar in die tijd een legerkamp van de regering was.
Maria Helena Catharina van Basten Batenburg *1819 – †1890, was getrouwd met de Oldenzaalse huisarts. Bernard Essink. Zij schrijft in haar Oldenzaalse Kroniek over de stadsbrand van Enschede o. a. dat haar vader zich dezelfde dag nog naar Enschede begaf om daar levensmiddelen te brengen.
Wie was Lodewijk van Voorst?
Zijn leven begint al met een raadsel. Lodewijk wordt op 1 september 1826 als Lodewijk Robers geboren. Maar in de doopakte R.K. staat dat zijn vader ene J.H. van Voors is. Geen Voorts dus. Dat is al vreemd. Lodewijk wordt ook niet erkend als zoon door zijn vader. Dus krijgt hij de achternaam Robers van zijn moeder, Omdat er door de brand veel van het archief is verloren gegaan blijft ook dit mogelijk voor altijd een raadsel. Meerdere kinderen in het huwelijk van zijn ouders hebben, of de naam Voorst, of Robers. De familie had als bijnaam of scheldnaam Piepenhuuske.
Lodewijk zelf en zijn vrouw Maria krijgen vijf kinderen. Deze krijgen allemaal de achternaam Robers. Dan overlijd zijn vrouw Maria op 11 – 11 – 1869 in Deventer en blijft Lodewijk met vijf kinderen achter. Was hij na de verschrikkelijke brand naar Deventer verhuisd? Werd hij er in Enschede op aangekeken? Werd hij er door lastig gevallen dat hij, hoewel onschuldig was, voor de enorme ellende had gezorgd? We weten het niet.
Op 11 november 1869 trouwt Lodewijk in Hengelo met Gezina ten Heggeler uit Stad Delden. Bij haar krijgt hij nog twee zoons die allebei de achternaam Robers dragen. Lodewijk van Voors, Voorst, Robers overlijd op 09 – 01 – 1887 te Enschede. Dit zijn gegevens die ik heb ontleend aan een zeer lezenswaardig artikel van Frans J. M. Agterbosch in de Sliepsteen van voorjaar 2012.
Intermezzo.
Op 22 april 1863 brandden er nog eens 17 woningen van de zogenaamde Oude Krim in Enschede af Deze brand was ontstaan door een kachelpijp die zich in een kelder bevond. Bij deze brand raakten circa 30 gezinnen dakloos. Dit mag zeker ook als ramp worden aangemerkt als men bedenkt dat door de ramp van 1862 de woningnood nog heel erg groot was.
Hendrik Smelt schreef een gedicht over de stadsbrand. Het staat in het boek : Uit het land van katoen en heide.
Hiervan het laatste couplet.
Uw kinderen dwaalden rond – geen plun om zich te dekken,
Geen brood ; - des weenens zat – Rampzaligen in uw lot,
Laat slechts voor dezen nacht u ’t gras ten rustbed strekken.
Want morgen daagt er hulp, - gewis, er leeft een God’.13
Het eerste huis wat er in de stad wordt gebouwd komt uit Alstätte . Het is dan het eigendom van A. Platvoet. Deze had het gekocht van de familie Klumper. Het is gebouwd in de Haverstraat. Deze realisatie geschiedde al na drie weken na de ramp. Op het pand is toen een gevelsteen aangebracht met het opschrift: ‘Het eerste huis na de brand van 7 mei 1862.’ Dit huis uit Alstätte dateerde uit 1825. Dit huis kwam vier dagen na de brand in Enschede aan.
De herbouw van de stad werd snel ter hand genomen. Iedereen die maar een hamer en zaag kon hanteren kon aan de slag gaan.
Er werden plannen gemaakt voor de herbouw van de stad. De grachten werden gedempt. Zolt – Hendrik hoefde niet meer met zijn modderschuit door de grachten te varen op zoek naar pruttel.
Besloten werd dat ook er ruimere uitgangen van de stad zullen worden gerealiseerd. Op de bouwactiviteiten die daardoor werden ontwikkeld waren er veel handen nodig. Uit alle delen van het land kwamen ze opdagen. Timmerlieden, metselaars en loodgieters. Velen zijn hier ook gebleven.
De textielfabrikanten die schade hadden geleden waren over het algemeen goed verzekerd. Van Heek & Co was in 1868 al bezig een grote fabriek Kremersmaten te bouwen. Daar kwamen later nog bij: Transvaal 1904 en Oostburg in 1907. Ook de Noorderhagen was van Van Heek De gebroeders van Heek namen in 1859 het weefschooltje (1834) van de Belg Charles de Maere inclusief de villa over. Dit werd later van Heek – Schuttersveld waar het bekende Manchester en Corduroy werd gefabriceerd. De spinnerij Oosterveld werd in 1911 door de fa. Van Heek opgericht. Ook de familie ter Kuile was hier actief bezig. Deze bouwde naast die van Van Heek & Co een stoomspinnerij in 1867 en in 1899 een weverij. De fam. Nico ter Kuile bouwde in 1886 een weverij aan het stationsplein. In 1888 bouwde deze fam. Ter Kuile – Cromhoff aan de Parkweg een weverij. Ook de spinnerij Tubantia en de Enschedese Katoen Spinnerij was van deze fam.
De familie Jannink was ook zeer actief. Aan de Haaksbergerstraat bouwde men in 1900 een spinnerij en in 1902 een weverij. Ook aan de Getfertsingel had deze familie een fabriek genaamd Cromhoffsbleek. In 1853 begon deze fam. Een spinnerij in het hartje van de stad.
De familie Scholten begon in 1864 een stoomblekerij. Dit complex was 6 ha groot.
Stoomweverij ‘De Nijverheid startte in 1889. Eigenaar hiervan was de fam. M. J. van Gelderen.
Ook de familie’ s N.J. Menko en Blijdenstein hadden textielcomplexen in de stad. Verder waren er nog tal van kleinere textiel bedrijven.
Deze expansie kon doordat de arbeidende klasse geen stem had in het geheel. In 1909 zijn er cijfers bekend gemaakt van een onderzoek van de Arbeidsinspectie gehouden onder ruim 600 vrouwen die werkzaam waren in de textiel in Gelderland en Overijssel. Van die ondervraagden werkten 6 % minder dan 15 uur per dag,18 % 15 tot 16 uur per dag, 37 % hadden werkdagen van 16 tot 17 uur per dag, 28 % 17 tot 18 uur per dag, en 5,5 % nog langer. Dit zijn toch weerzinwekkende cijfers. Tegen het eind van de 19e eeuw komt er een wet tot stand die voor vrouwen een kortere werkweek inhoud. Felle tegenstanders van deze wet waren de liberale Thorbeckerianen. Twente loopt hiermee voorop. Sommige fabrikanten hebben dan voor vrouwen een vrije zaterdagmiddag geregeld. Niet lang daarna krijgen ook de mannelijke werkkrachten een vrije zaterdagmiddag.
Kinderarbeid is schering en inslag. Kinderen van 6 a 7 jaar werden s’ morgensom een uur of 5 van hun bed gehaald en op een koude natte dweil gezet. Zij werden toen al gebruikt om tot s’ avonds 9 uur te werken. De kindersterfte was in die tijd dan ook heel hoog. De kinderwet van Van Houten bracht daar enige verbetering in.
Wel moet worden gezegd dat de Twentse fabrikanten over het algemeen milder waren dan elders het geval was. Wat ook stak bij de arbeidende klasse was dat de schatrijke textielfamilies zich tal van landgoederen konden aanschaffen.
We gaan nu even terug naar het zogenaamde gepeupel tijdens het bezoek van Koning Willem lll aan Enschede. Het is dan niet zo verwonderlijk dat er bepaalde dingen werden geroepen. Lodewijk van Voorst heeft het geweten.
In de zestiger jaren van de 20ste eeuw kwam de klad er in. O. a. het concurreren tegen de goedkopere lagere lonen landen was niet meer vol te houden. Een golf van ontslagen was het gevolg.
Gelukkig hebben de textielfabrikanten ook wel veel goeds gedaan. Prachtige stadsparken, landgoederen, natuurgebieden, cultuur en sociale instellingen hebben ze aan de samenleving geschonken. Maar dat is weer een ander verhaal.
Egbert van de Haar.
Textielfabrieken Enschede en omgeving.
http://www.industrieelerfgoedtwente.nl/pages/fabrieken.htm
Landgoederen van de textielfabrikant van Heek Enschede.
http://www.vanheek.org/pub/index.php?page=erfgoed
Twents Dagblad Tubantia 1862 uitgegeven 1962.
Foto gemaakt vanaf het Elderinkshuis richting het centrum van de stad.
Bron Tubantief archief Jannie van Ommen - Ebeltjes.
Bijzondere links.
http://cultureelerfgoedenschede.nl/monumenten/natuur-monumenten/monument%20stadsbrand%201862.html
http://stadsarchief.enschede.nl/bestanden/GetuigenStadsbrand/
http://www.dbnl.org/tekst/sten009monu03_01/sten009monu03_01.pdf
http://www.plaatsengids.nl/beta/enschede
Literatuur:
De kadans van de getouwen. Heren en knechten in de Nederlandse textiel. Adriaan Buter, uitgeverij Elsevier Amsterdam / Brussel.
n’ Sliepsteen voorjaar 2012. Een mooi artikel van Frans J. M. Agterbosch in de Sliepsteen van voorjaar 2012.
Stadverbranden. Joh. Buursink. Druk v/h Firma van der Loeff te Enschede. 1962.
Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, door Abraham Jacob van der Aa.
Twents Dagblad Tubantia.
Nederland dichterbij, Overijssel.
Maak jouw eigen website met JouwWeb